175
in nasmeulenden haat, gezwegen. Leo, — wanneer Papa er niet was, — schold onvoegzaam ze water-geuzen-in-een-waschkom en parodieerde oom Josua, in vroom gekwezel, zonder hem ooit te hebben gezien. Ook Papa's rijkgetrouwde zuster Annie en zijn broers Abraham en Aäron, gingen ostentatief den naam Hereira voorbij. Hun lammeren-tongen vreesden het wolven-gehuil van de Rozenheims. Toch wilde zijn vader altijd en voor een ieder graag weten, dat hij een volbloed Jood was; schoon zeer liberaal, geheel ontstegen aan belachelijk-knellende en verouderde dogma's. Maar Jood, met zekeren heimelijken afkeer van assimilatie. Zijn kinderen echter liet hij, al naar hun aanleg, meer zinnelijk, meer geestelijk, geheel vrij dobberen in hun religieuze of ongodsdienstige levensopvattingen. Vroomheid was evenmin als hartstochtelijke liefde, te dwingen,... zei Henri Rozenheim altijd wereldwijs en voegzaam tot zijn vrouw, die glimlach ie en zweeg. Bij Uriël's vader, op kantoor, ook wel 's avonds, op het Museum-plein, in eigen huis, kwam een ieder; vergaarden zich alle soorten Joden, de mächtigsten tot de onaanzienlijksten, uit allerlei kringen. Maar Uriël zélf ontmoette ze niet. Toch, zoo vaak als hij door het Ghetto liep, onder een avondschijn van half-uitgebluschte hemelen, trok het luidruchtige, bewegelijke volk, — zijn volk, — hem heel sterk aan. Dan zag hij het onder een overvlamde toovergalerij van muren, hallen en poorten. Dan hoorde hij de stormende prophetieën van Jesaja, in wien het Zienersgebeente brandde! Hij hoorde kameelen-gebrul om hem heen en hij zag het woestijnzand eindeloos, als een witte hitte flakkeren. Ja, hij bekeek hun bestaan met heel andere oogen dan zijn vader blijkbaar, en dan de familie.
Vooral vader's broers konden soms met een sneers-medelijdend lachje, spreken over de gehavende kroeskoppen der benauwende volksbuurten en morsige winkelstraten. Uriël niet. Hij zag weemoed en diepe melancholie in die smachtende, donkere Jodenoogen, dien opgejaagden, angstigen Jodenblik, al hoorde hij de kinderen Israëls soms luid en hel zingen, vloeken