154
en wat ze daar allemaal klaumisj voor narrisjkat uit-hale?... Noh... noh... zoo'n maucher...
Monne rekte zich, met een schok, fier overeind. Zijn bakkebaardpunten trilden giftig. Dat was geen gal-joofe meer. Op de slijperij kreeg hij altijd gelijk, als
hij briljandeerde;...... tusschen het aanbrengen van
halfjes en starren. Salomon brandde van gekwetste ijdelheid. Die Sak was toch maar een beursche peer... Zoo een gravidade op luch!...
Oom Salomon keek eerst blind in de kaarsenvlam, toen naar het portret van zijn overleden zuster Judith, tegen den belichten muur, en opgekropt barstte hij eindelijk hoffelijk los, als een tooneel-onweersbui:
— Vrouw, spréék... Mefrouw Rechel Belmonte Tirado, gebore Hereire, spreek... Zuster, weduwe van Aboab da Fonseca, zeg je meening... Truddie, zeg de waarheid, akiaay... Rebec, spreek... jij bin rechvaar-dig... Versta wél... heb ééne van jullie anwezige hier mijn... ééne woord hoore spreke over polletiek van Zuid-Afrika?... Versta wél... heb ik ééne letter over de Wereldbond gezeg?... Ik spreek mit geen roaa-tieves. Ikke vraag alleen de waarheid... rech... réch!...
Oom Salomon's stem beierde zwaar en dreigend. Hij had indruk gemaakt. Al wou hij god-gadja laten links liggen.
— Alderabbe....... zuchtte zijn vrouw...... Haar
propheet krenke?... Zoo 'n meinze...
Sak zat eerst weer gonejoofe; begon ineen onrustig op zijn stoel heen en weer te schuiven en te snuiven, nu hij Reintje en Bram kous aan kous zag zitten vrijen...
Maar arglistige, kleine Truddie kon plotseling spinnijdig uitvallen. Ze pluisde haar rood japonnetje af en beet toen, met het grauw-verwrongen muizensnoetje naar haar broer Monne:
— Versjteer onze menoega toch nie, mit je frotte polletiek en verspellinge en al die gallaas-dinge, de
godsganschelijke avena, nóh...... versjwartsenar!......
Noh!... Je bin nie sjoeg in je boveverdieping!... Om waarom nie, gientade?... Jij heb altoos zooveel franje
Klaumisj: schijnbaar. — Maucher: bedotter. — Galjoofe: grap, — Gravidade: branie. — Rogatieves: smeekingen. — God-gadja: de heele troep. — Meinze: geval. — Gonejoofe: gezellig. — Gallaas-dingen: ellendige dingen.