143
Ook Sak, Truddie en Rebecca vergenoegden zich in Josua's woordenlooze vreugde.
Salomon Hereira moest weer woelig praten; moest weer strikken uitleggen, disputeeren, triumpheeren. Hij begon, breed-galmend, Truddie en weduwe Aboab en Josua en Sak en zijn eigen vrouw te vragen, of zij ״konne raaije" wie hij venavond — versta wél, — in de Snooge,... ontmoet had.
Truddie viel in:
— De Mepurgo's?
— Nee.
— De Meskiete's?
— Geen gedachte!
— Lopez Diaz van 't Kippegrachie?
— Lopes Diaz!... Is op hede Lopes Pias!...
Truddie, spichtig, ״raaide, raaide" de honderd uit.
Ook Salomon's zuster, weduwe Aboab, en zijn
vrouw Rachel, geboren Belmonte Tirado, gisten mee. Rachel's zwartglimmende bandeau schoof links weg; ontkrulde een dikke grijze, ״echte" lok... Ze schrok.
Toen, kinderlijk-blij, loste oom Salomon het mysterie op......
— Een zoon van Rafeel Geitebok!
Truddie sprong gekrenkt op...
— O, dié kobrader mit ze zwarte sik... dat gazir... die 'n paar kwartjes verdiende mit kadisj zegge en minjan make?...
De weduwe Aboab zoog haar slappe wangen in en oom Salomon stak de duimen door de armsgaten van zijn vest en galmde zwaar:
— Weet je nog Jozewa?... Die Pottegieze binne nou allemaal in de doofpot... addesjim... van de ade-lijkste komaf!... Haarlie overóver groot je was zooveul as opperprins van Merokko... Je hoort nooit-niks-meer van haarlie!... Versta wél... nooit-niks-meer!... Ze hebbe allemaal same gehonk in de Jodekerkstraat... de Pottegiezestraat toendertijd... Jij hem 'm toch óók gekunne, Sak, nié?... Versta wél... Rafeel Geitebok heb altoos loope bedele...
Kobrader: geldlooper, — Gazir: varken, mispunt, — Kadisj zeggen: bidden voor de zielerust van een overledene, tegen een vergoeding, — Minjan maken: voor tiende man komen, bij rouw-bedrijvers in de treurdagen, die niet ter Synagoge gaan en toch met een gemeente willen bidden.