142
smakken door, onthulde en openbaarde hij huiveringwekkende profetieën en liefkoosde hü mateloos ae woorden... op de maatschappelijke ladder!
— Az ik jou was, belegde ik al m'n geld in huize, in fondse of landerije... Je meesjeert meer as 'n pre-feet!...
Josua, heerlijk geluimd, wreef de zware duimtoppen over elkaar. Zijn grijze oogen tintelden hel onder het kaarsengeflakker... Dag van Herinnering, Dag van Gericht... Ros-Hasjana,... zong het in hem.
Zijn onderlip beefde en zacht kraste hij in zijn baardje.
Bram slingerde zijn vuil-rooden halsdoek af, schreeuwde ״nog veel jaren" in den eetkring en verontschuldigde zich, een beetje schuw-schaamachtig, bij zijn vader. Bram's adem riekte lichtelijk naar bier. Hij was verlaat. Er was op het Plein een auto in het water gereden, 'n Reuze-oploop!... De heele Houtstraat liep leeg... 'n heele milgama!...
Zelfs nü greep Josua geen schrik en schertste hij:
— De verdade?... D'r rijje teugeswoordig zooveel auto's 't majim in, dat je eerder 'n zwembewijs noodig heb as 'n rijbewijs!...
Josua had er zóó maar wat uitgebrabbeld, om zijn blijdschap verdekt te luchten; ook het geschiedenisje van den dokter, tegen broer Monne. Hij was dolblü, dat zijn zoon Bram er stond; zich had verzet tegen de mesjommeds van broers!... Dat hij hem hoorde en zag lachen tegen blonde Reintje...
Josua's handen beefden. Al nerveuzer stootte hij zijn kalotje op het achterhoofd en overwreef hij zijn duimtoppen. Hij duwde wroegenden Bram bijna ruw, een groot stuk brood, in zout gedoopt, den mond in. Die knaap hoefde niet meer bij te praaien. Al lang goed!...
— Ga zitte jonge... zitte... naas Reintje... Zei iij nie van beter worre en zij nie van bederreve...
Salomon voelde milde ontspanning in Josua, nu zijn jongste zoon tóch aan tafel zat, op Nieuwjaarsavond, alsof hij zoo van de Midras kwam.
Meesjeert: ׳knutselen, wrochten. — Milgama: oorlog. — Verdade: waarheid. — Majim: water. — Mesjommeds: wet-schenders, afvalligen. — Midras; medras: Joodsche Hooge-school.