137
De radio-mannenbas zweeg. Plots dwarrelde onder den grond een drom schelletjes los boven een saxo-phoon-zang. Een tegenrhythmische jazz zigzagde. Reintje sloeg het dadelijk in de beenen. Ze voelde zichzelf een gekke stoplap... Zij trampelde zittend, verdraaide wonderlijk-krom-lenig haar twee voetjes, en neuriede mee, in roes gegrepen.
Nu eerst zag Josua het portret van Judith, zijn vrouw״ zaliger, tegen den vervuurden en gevlekten wand, met schrale marktbloempjes omkranst. Droef, onder een scheutje verraste blijheid, vroeg hij Rebecca ingehouden:
— Kasjuweel... van joü?
Zij aanbad moeder's portretje.
Rebacca, zenuwachtig, lichtelijk kribbig antwoordde:
— Nee... heeft Bram meegebracht.
Het suisde en gilde vreemd in Josua's ooren. Akiaay, Bram?... Mir niks dir niks! Dat was zooveel als een biechtgeheim.
Hij werd nog stiller.
Bram,... Bram... juichte het in hem,... die dwarse sjouwer. En toch is hij niet gekomen, op Ros-Hasjana-avond! Gottegottegot!...... Ook het broodmagere kostertje van de Zuiderkerk, zou Josua voor het eerst in dertig jaar, op Ros-Hasjana niet zien opduiken, om hem geluk te wenschen. Zelfs wanneer zijn jongens vinnig spotten met koster's vlamroode wenkbrauwen en zijn vreemd-geopende neusgaten, bleef het wipvlugge mannetje goedmoeds en geestig.
— Ik laveer tussche alle karre en wagens, dat is panklaar,... ik blijf 'n echte Jan-trap-netjes... spotte hij terug.
De gluiperige, schele eetstilte benauwde Salomon ־iereira. Ook het afanade paniem plotseling, van osua, voelde hij voor het gezelschap als een soort van >eleediging. Was het weer om die frotte misgassers an Splinter en Dirk Balk? Om die schimpers, die mazzaal-en-berachalooze zoons van hem? Josua moest God op zijn levende knieën danken, dat die gole-wachers, die zoura's niet thuis waren! Altijd werd je
Afanade paniem: neerslachtig gezicht. — Frotte misgassers: mispunten. — Mazaal-en-berachalooze: zonder geluk en zegen. — Zoura's: slechte zoons.