Het Volk God's, van Armen en Rijken

Titel
Het Volk God's, van Armen en Rijken

Jaar
1931

Druk
1931

Overig
1ed 1931

Pagina's
511



127

oven-soep kijken, in het wasemende, nu hél-avond-lichte keukentje.

Josua's ongetrouwd, dwerg-klein, ijverig-vroom zustertje, tante Truddie Hereira, in haar wijnrood japonnetje, wipte ieverig mee om haar ״nichie Bekkie" te helpen. Sem Bullebak schold haar altijd uit voor rebbetseente, een ״rotje" of ״Zannétje Toer-le-zjoer mit de kuitjes van de vloer"... en zei snerpend:

— Dié konkelknoop hoort nie hier... Die mot in 't Maagdehuis op 't Spui!

Oom Salomon zat al hoog en droog, als een mélig, op zijn praatstoel, verlekkerd te staren naar den heerlijk-jomtoftieken bordenglans, naar het servies met de paarse poppetjes en goudglanzige cierrandjes. Zijn kinderlooze, Portugeesche vrouw, geboren Rachel Belmonte Tirado, die hem als een spreekwonder en den grootsten propheet van de Dwarsstraat aangaapte, luisterde gedwee. Zij droeg een zwartglimmende bandeau, strak, met scherpe scheiding over het dik-domme hoofd getrokken, terwijl haar eigen grijze haar, in wilde slierten er potsierlijk onder uitkrulde.

Ook slapwangige weduwe Esther Aboab da Fon-seca, die met haar ongetrouwd dwerg-zustertje Truddie Hereira samenwoonde in de Moddermolensteeg, eenhoog-vóór... luisterde onderworpen.

Broer Salomon oreerde weer met angstwekkende woorden, de honderd-uit over het college van Par-nasiem, over... die gróóte Profester in de Oostersche geléérdheid, zoon van de Ouwe Gagam Blanes Chabillo... Vuriger nog sprak hij over schokkende politiek, over het wereldgebeuren en ״het kriezess".

Onder het langzame of opgewonden praten, trok hij telkens aan zijn grijze, puntige bakkebaardjes en de groote, naïef-pralcnae oogen zogen ijdel de zuchtende aandacht van het gehoor op. Hij oreerde heel zwaar en gewichtig-galmend en sprak plots, heel plat bargoensch. Dan was hij het meest zichzelf.

Josua lachte en kraste zacht in zijn baardje...

— Monne... wat b! je begonne?... De eene mar-reeze op de andere.

Rebbetseente: kletsjanus. — Mélig: Koning. — Jomtoftieken; f eestelij ken. — Bandeau: z.g. ״toer". — Parnasiem: kerkbestuurders. — Marreeze: narigheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.