126
even zacht als de koperen, hei-gepoetste kandelabers op den houten schoorsteen, en wierpen wonderlijke kruisschaduwen tusschen het eetgerei. Hereira noemde het kaarsenlicht: hemelschen glans van de heilige Hoogtijden.
Zijn kapotgezeten, rieten leunstoel scheen zich óp te rekken en al de wrakke meubeltjes verscholen schaamtelijk hun broeische invaliditeit. Het gehaakte galla-kleedje met Hebreeuwsche spreuken erin geborduurd, lag vreugdeblank over de puntig-gestren-gelde brooden gespreid. Zoete appel en honingvaatje, — ritueele symbolen van Ros-Hasjana als ״zoet jaar" — stonden gereed, te wachten op Josua's zegenende balboos-hand. Ze riekten naar amandelen.
Zoo rustig heerschte Rebecca, op Hooge Feestdagen, over ae rumoerige werf der Hereira's.
Geborduurde talith-in-zak en tephiliem werden weggeborgen in het achterkamer-rekje, vlak boven Josua s ijzeren bed. Op de satinetten deken lag zijn rood kalotje klaar voor den greep.
In Hereira bleef alles: Dag der Herinnering. Zijn Judith, God had haar ziel, — het heele jaar door zei
hij kadisj over haar, — zijn kinderen, nog klein......
Ros-Hasjana, Jom Hadien... Dag der Afrekening!
Salomon en Sak Hereira waren iets eerder thuis geweest dan hun broer. Josua hield er niet van, onmiddellijk met menschen te spreken na den Snooge-dienst. Achterbaks voelde hij angst, dat ze de godvruchtige kwellingen en vreemde vervoeringen zouden ontdekken in zijn verstrooide antwoorden; zelfs in de koortsgloeiïng van zijn oogen. Hij verontschuldigde zich schuw. Ook, om af te leiden, herdacht hij meteen Rebecca's moeder. Die was er kwaad o_m geweest, dat hij altijd even na de Snooge, graag alleen wou blijven. Alweer een beetje Pottegiezen-grootschigheid en koude drokkie? Nega!... déérde toch niemand? Sjema-benie! Het bracht geen onheil...
Josua lachte en zijn oogen lichtten kinderlijk-blij naar Rebecca. Zijn dochter verdoolde weer in den doezeldroom van vader's religieus gevoel. Ze zweeg, als altijd, maar vlugjes ging Rebecca naar de Sabbath-
Balboos: gezinshoofd. — Kadisj: gebed voor de zielsrust. Nega: meelij-uitroep, zooveel als ach, van: Echa (Hebr.)