123
smeekelijk zijn zonden in de duistere diepte der zee willen werpen?
Van den eersten Eloël al, klonk de bazuin in het Godshuis, tweemaal daags... En toch, als overmorgen, tweeden Tisjrie, de sjofar nog maar lang en lang niet zou gaan schallen, van de hoog-heilige Theba! Als hij de drie stootklanken van de Sjebariem maar ontkwam! Want Josua voelde het vooruit, — hij zou dood blijven zitten of staan, van schrik en ontzetting. De Nieuwjaars-bazuin, de Tekienga ronkte als een wild klaaggeschrei door de Synagoge-ruimte, en ook als een menschelijk gekreun, een boetgebed, en brak plots weer af met een huilenden hartesnik. Hij moest eerst nog God smeeken, in scheurend berouw, om zijn zonden tegen Hem en zijn zonden tegen de menschen te vergeven alvorens het merg-dooraringend bazuingeschal klonk. Hij moest ook den Almachtige bidden om genade, om kwijtschelding voor zijn dolende zonen, die God's Aanschijn loochenden en die niet beseften hoe vreeselijk, in benauwing en angsten zij zouden sidderen op den grooten dag van den Eeuwige, op den Dag van het Groote Gericht, wanneer de sjofar zou schallen, onder verplettering en verbolgenheid... De Almachtige regeerde eeuwiglijk, over zon en gansche aarde. Josua hunkerde naar de Torah-lezing, overmorgen; naar het zoete en heilige verhaal van Abraham s offerande, dat altijd op den tweeden dag van Ros-Hasjana door de heilige ruimte klonk... Als de Eeuwige ook hém eens zou beproeven, zonder dat hij wist,... zou hij offeren zijn Rebecca, als de Heer het begeerde, gelijk Abraham zijn liefsten Isaac?...
osua ri rde van angst en beklemming. Toch moest hij deernis blijven afbidden, op dezen dag van groot Gericht en Gerechtigheid. Want had hij wel voor alles wat hem omringde, goede, geduldige, moeitevolle woorden gehad? Was hij tegen zijn evenmensch, tegen Christenen even goed geweest, in gedachten, als tegen Joden? Ach, hij wou niet op zeven tapijten zitten, gelijk Rabbie Jochanan, de Eerwaardige. En het was ook geen weekelijkheid, geen poespas en geen verlangen, om bij het Opperwezen een wit voetje te maken of om
Sjofar: bazuin. — Sjebariem: bazuinklank van het Verhevene Recht. — Tekienga: bazuinstoot van goddelijke deernis.