112
met fladderende hand. Maar éérst stopten zij van de vijftig spel al de azen, al de heeren, al de vrouwen en al de boeren bij elkander. Saamgesorteerd en inge-woeld verkochten de helpers zóó brutaal, al de spel-hoopjes.
Toen stramme Kootje Dreeb 's middags terugkeerde op de rumoerige markt, verdrietig en bedremmeld, zijn hoofd heelemaal vernauwd van al de geziene ellende, kwam een grimmige ,,reuzegol"... geregeld een vuurtoren,... op hem af, met een paar jatten als strijkbouten, drukte hem driftig achterover, tegen het gescheurde linnen van zijn donker stalletje en brak het glas van zijn carbidlamp, met een snerpenden knak...
— Bï je dit en b! je dat, vuile smous!... Wou je mijn neme?... Ik heb 'n spel van je gekoch mit vijftig aze!... Me sinte t'rug, dalijk... of ik stroop je!...
Schamele Kootje keek beteuterd en hevig-verschrikt het pakje speelkaarten in en bezwoer, dat hij ze zóó ontvangen had. Het was natuurlijk een vergissing... Hij betaalde, half-grienend van narigheid, — zijn vrouw zag hij weer vóór zich, bleek als een doode in het gasthuisbed — de twaalf spie weerom en gooide de azen bij den bedorven rommel. Het schokte hem tot in het merg.
Maar na tien minuten kwam er weer, nu een wilde kroegvrouw, een wijf als een wolk, uit de Foeliestraat op hem afstormen. Dié had vijftig boeren gekregen; alléén boeren! Hortend braakte haar driftstem los:
— Hei je me ooit... Kerel, kom hier... ik neem je op de punt van me tong en ik spuug je de gracht in!... Ze raasde, vloekte, gilde schier ademloos. Ze moest haar centen terug, onmiddellijk, of ze zou hem in gips slaan...
Kootje Dreeb keek al ontzetter en verwarder uit onbegrip, en kreukelde zich klein van benardheid. Hij zwoer weer, stamelend met grien-slappe wangen, dat hij er niets van wist. Zoo iets was hem nog nooit overkomen, nog nooit!
Gottegottegot... dat mot mijn overkomme... Bij mijn vrouw's beterschap...