109
Manisch, in afgrijzen, herhaalde Aroon als een zinnelooze, tot anderen die er zich in mengden, steeds hetzelfde.
— Jij praat je mond als in de knoffel over die frotte arremebezoekers!...
— Nee Lijzer... nee Sjlaume... zwijg stil! Ze wille als hebbe, asdad-ik-me-an-'m-vergriip-onder-getuige, begrijp je?... Vergrijp-onder-getuige!... Dat wille aie frotterhaurike... Binne zullie van me of!...
Zijn bewegelijk gorilla-gezicht met de opgezwollen lippen, trok wit en een woedekramp rilde er overheen. Aroon's donker-dik-behaarde armen en gedrochtelijk-groote handen, bewogen zwaar en traag door aen blauwachtigen, rooden damp van het stikbenauwde, propvolle café'tje. Zijn garsterige stem jammerde:
— En wat krijg ik nógh?... Heelegaar twintig gulde fruitgeld, immes!... Voor de pernooze op 't Schrape-plein... O, die pespleekies die mijn schuwe, mijn... mijn!... Die wil me nie ééns anhoore!... Dad is nou 'n bezoeker van de stad!... Hij ken ónz jiddebloed wel drinke... Ik heb 'm al ereis vierkant op straat gelege... heel netjes neergelege hoor u!... Kon ikke hellepe as-dad-ie-buitele-wou?... Maar ze wille als hebbe as-dad-ik-me-an-'m-vergrijp-onder-getuiae, versta je... hoor je?... Vergrijp-onder-getuige!... Binne ze mijn pooter! Krijg ik nooit in d'r eeuwigheid meer één zent steun in me arremoei, of ikke mot me late sjmaddé!... Dad is nou mijn Rosjesjoone... 'n Krant op tafel en 'n snee dróóg brood!...
In razernij spoog hij op zijn schoenzool. Toen werd Van Dam weer verdrongen en overschreeuwd door kijvende en met knuisten bonkende klaverjassers. Niemand luisterde meer naar Aroon van Dam, die geen steun meer kon krijgen van de Heerengracht, omdat hij tóch misleidend met handel op de Oudeschans had gestaan; die geschrapt was, wijl hij molest kwam te plegen op een bezoeker.
Aroon van Dam... zoo waar as God leef... loerde op hun; op die mamzertomme van een bezoeker vooral!... Hij waagde d'r vijf jaar an!... Die mamzer-
Frotterhaurike: beroerlingen, — Immes: echt waar. — Pernooze: handelsgoed. — Pespleekies: pestgezichten. — Pooter: kwijt, — Sjmadde: Christen worden.