Het Volk God's, van Armen en Rijken

Titel
Het Volk God's, van Armen en Rijken

Jaar
1931

Druk
1931

Overig
1ed 1931

Pagina's
511



101

nog op het geider gegaan... had ie Gemore-les gehad•■• Wejisse meleg! Maar teugeswoordig was de Zaterdag 'n keiharde werkdag geworre. Plezier? Addesjim... alleenig lou aleichem!... Geef letting! Die er ja lachte, had d'r alleenig wei-simge... anders niet. Nou, as ie wegbleef mit ze massematte, had ie er niggisj an; had ie meschrien 'n mekajim kenne verdiene...... De andere pernozegoozers mankeerde toch

ook niet? Dié verdiende nooit 'n zent. Die hadde geen shelal. Maar wat mos je dan rijk weze, as je 't zóó lang zonder 'n zent verdienste kón uithouwe!...

Most hij naar de kaai, waar de wind je doodwoei? Rielie Goobis met zijn strontkippige oogen? Vreeze-lijk... vreezelijk! Driemaal per dag tussche dat wilde en razende en dringende gazeirem, als er 'n boot be-stoke moest worre? Ze boksten 'm gemoedereerd 't majem in; ook zijn eige volk! Allemaal veertienkraas-Mexicanej!... Addesjim, hij met zijn magere karkas vechte, hij, een uit mibenei Jisroël. Hij stapte lievers na Jeruzelem, tussche de Arrebiere!... Rielie gong driemaal door een lampeglas. Alles was an hem pees, zenuw en vel! En al wazze alle mensche maar van stof... 'n koning en 'n bedelaar, maansjene... hij was van de naakste stof. Een kind, immes, kon hem geregeld ómblaze!... De karrebaas begon ook al an 'm te snijje. Gaf ie in 't schemerdonker al driemaal 'n kwartje voor 'n zent, uit ze kis... Vreezelijk, gewoon vreezelijk! Heb hij 'm dóch afgestreje. Een dieperik, een beetje vochtig, had Rielie, mit z'n drieë, in de Betanjedwarsstraat, mit negotielui as hij, same! Addesjim... die begapte 'm nooit... Ze honge zik lievers op! Maar 't gong zoo'n hillig in de handel. Geregeld 'n merode! Vroeger was de negotie brand-

graag. Teugeswoordig och-e-wind-ewei...... dóód-

sappele! Al ze negotie was rot as 'n stek... Telkens was ie straatlos... Wat 'n ninne... wat 'n ninne...!

Geider: Joodsche school. — Lou aleichem: groot is zijn verdriet. — Wei-simge: schijnvreugde. — Niggisj: bijgeloof. — Shelal: buit. — Gazeirem: uitvaagsel. — Besto-ke: gelost. — Mibenei Jisroël: een kind van Israël. — Maansjene; om 't even. — Snije: bestelen. — Kis: portemonnaie. — Dieperik; kelder. — Hillig: slecht. — Merode: ondergang. — Straatlos: zonder een cent. — Ninne: ongeuk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.