92
daren brengen. Hij voelde zich in razernij losbreken. Met z'n volle vuisten kr mpig dichtgeknepen, trommelde ie op het ornament, hevig als 'n dondergerucht wekkend in den nacht. Hij gilde, schold, smeekte. Hij vloekte, en trapte met z'n voeten in bonker-kracht tegen de onderdeur. Hij wou, hij kon maar niet gelooven, dat op de huiverende smeekingen van 'n machteloos mensch, een jongen kerel, wiens vrouw in 't kraambed lag te sterven, een dokter zou weigeren mee te gaan. Het leek hem 'n sar-droom, 'n demonisch spel, en heftiger rukte ie weer aan de bel, dat de zware klank in gong-dreun weer vergalmde door de nachtgang.
De man moest hem verkeerd verstaan hebben, hij zou hem pardon vragen voor alles, alles wat ie lomps gedaan had, maar mèe moest ie. — Weer zag ie een omlichte schaduw op zich afgroeien. Achter de deur bukte 'n lichaam, dat iets neerzette, en 'n hand knipte 't raampje weer open. — En eer de man iets zeggen kon, viel Maurice in, dat de dokter hem blijkbaar niet begrepen had, niet voelde den doodsangst van zijn ziel, dat hij in niets overdreef en dat de toestand inderdaad zoo schrikkelijk was. Als 't niet zóó op 't briefje stond, was dat, wijl de dokter het zeker liever toonen wou, vast er op rekenend, dat de kollega meekwam. — Maar woester achter 't raampje braakte dokters mond uit, dat het nu mooi genoeg was. De man dreigde, dat, als Maurice 't hart nog had langer te bellen en te bonzen, hij hem met een stok van den stoep zou afranselen en dat ie er niet aan dacht mee te gaan.
Maurice kon nog maar alleen schreeuwen van ontzetting.... wat ? ga je niet mee ? — waarop in koel-mokkende hooghartigheid weer 'n norsch ,,neen" terugklankte. — Toen, in een zóó hevige woede-vlaag barstte Maurice uit, dat Frans in schrik hem poogde van den stoep af te sleuren. Hij schold den arts voor moordenaar, schoft, ellendeling, die voor den dag moest komen, als ie durfde, met 'n stok; dan zou ie hem in z'n smerige tronie spuwen. Sarrend-gemeen lachen hoorde ie achter 't ornament en koel knipte 't luikje dicht. —
Maurice had zich de vuisten in de pennetjes wond-bloedend