6g
keek, tuurde, schreide stil in zacht gesnik en sprak bijna niet meer. Ook niet tegen Maurice. Soms streelde z'm over z'n haren, snikte en liep weg.
Z'n moeder zou voor een luiermand zorgen, was er eindelijk uitgedraaid. En de jonge vrouw Hoenders had hem op weg geholpen met 'n goedkoope baker. Die was hij gaan opscharrelen in 'n achterbuurt van de Jordaan. Zij wou wel meegaani als ze vooruit kreeg, want vertrouwen hoefde ze niet te hebben bij wild-vreemden. Bedelend en smeekend had ie toen van een kennis tien gulden losgekregen. Met den dokter trof ie 't heel goed, 'n vriend van z'n vrouw, die haar vroeger in 'n rijke omgeving ontmoet had. Met fijnen takt en vol kiesch-heid zwenkte ié door den armoeboel heen,׳ zette zich op 'n manken waggel-stoel* negeerde luchtigjes al wat er aan ongemak in huis was en onderzocht Louise serieus. Na 't onderzoek riep hij Maurice in de gang apart. Hij zeï wat bedrukt,! dat 't nog wel een week zou aanloopen, maar dat Louise heel, heel zwak was, dat ze zeer bloedarmoedig leek en dat 't hem wel verwonderen zou,! als 't kindje 't er goed afbracht. Hij wou óók zeggen.... en de moeder, maar dat durfde ie niet, toen hij het steenbleeke gezicht van Maurice zag, trillende en verwrongen van ontroering. Maurice schaamde zich hevig voor den dokter. Hij had wel vaag en bang gevoeld, dat er iets heel ergs met Louise gebeuren gijngi, en in z'n koortsige overspanning, bezag ie 't apart roepen door den dokter als 'n vreeslijk verwijt aan hem gedaan. Hij was oorzaak van alles ! Hij, hij en niemand anders. Al 't gemartel,1 al de kwellingen en ontroeringen, die Louise onderging, waren door zijn stomme, ellendige eerzucht en walgelijke praalhanzerij ontstaan En wat gaf nu weer dat zelfgekwel! Handelen, handelen moest ie, handelen ! Waar kwam ie aan geld voor beter,׳ versterkend voedsel ? Weer schreef ie de kennissen, maar ze antwoordden niet eens meer. Een oogenblik had ie 'r aan gedacht, die oude vrienden nog ééns te zeggen, in welken vreeselijken ellende-toestand hij te stuiptrekken lag. Nee, ze zouden geen leedvermaak hebben. Daarvoor was alles te dreigend, te afgrijslijk. Maar hij durfde