66
relden de jongens rond haar, zoodra ze 'n eetluchtje ergens geroken hadden in de kamer.
— Eet jij dat niet Lou ?....
— Nee,i nee, zwakte haar huilstem, achter de handen uit en dadelijk stormden Dolf en Dorus uitgehongerd erop af, ieder in vrede bedingend, om beurten een lepel te slurpen. —
Maurice wou den moed niet opgeven. Hoe vernield en vernietigd de boel ook om hem heen grijnsde, soms voelde ie heel sterk, dat er wel eens 'n eind aan moest komen, als ie maar volhield,1 en werkte, werkte׳, tot ie er bij neerviel. Wat hem 't zwaarst drukte, was wel de melancholie van Louise. Nu en dan kwam ze in de schemerkamer voor 't raam bij hem zitten en dan praatten ze heel zacht en heel gelukkig : had ie zooveel invloed op haar,׳ dat ze weer geloofde en meehoopte. Wat 'n zaligend gevoel was 't dan voor hem, als ie haar,׳ te midden der huijshoudverwoesting en de ellende,1 toch heel stil, onder haar keukenwerk iets hoorde zingen, heel zacht met 'n heel-ontroerd stemmetje, kristalrein, als een zangetje uit de lucht neer-rüischend. 't Tooverde dan even om 'm heen, 't bloesemde, 't geurde. Dan snoof ie iets van z'n jeugd weer., iets heel innigs .... maar 't bleef niet, 't bleef niet. Want kwam hij 's avonds thuis, dan hoorde ie weer van standjes en scheldpartijen en dreigementen van den bakker, over schuld van den melkboer, lag Louise's geluk weer vermorseld ; stonden haar goud-glanzige oogen weer vochtiger en grooter van ontsteltenis en schrik.
Een vreugd was 't altijd, als in d'armoe-omgeving z'n broer Arnold hem kwam bezoeken. Nooit bijna had hij Maurice opgezocht in z'n weelde'-periode, i,n z'n illusie<־bloei,: omringd van z'n vriendenstaf en bewonderaars. Arnold hield razend veel van hem. Hij was met Louise de eenige׳,; die nog innig geloofde aan zijn talent. Arnold kwam in z'n armoe-periode méér, bracht voor Louise en voor hem 'n klein lekkernijtje mee, al voelde ie zich droef,' dat ie niets méér doen kon. Wel had ie geprobeerd door invloed van z'n kompagnon!, Maurice ergens aan 'n blad te krijgen, waarin hij nu en dan een letterkundig opstel kon