64
vroeg aan 'n ander,, kwam er altijd in z'n houding, z'n gebaren iets onnatuurlijk stroefs, iets onvrijs en belemmerends, alsof ie op 'n grove leugen betrapt was en niet wist waar zich te bergen. Liep zoo'n vraag uit op 'n weigering, dan voelde hij zich nog erger gekwetst, van schaamte uiteen gescheurd en misselijk vernederd. — Maar bij alles toch dacht ie aan Louise, z'n vrouw, die hij blindlief had, in wie hij nog dagelijks,, als ie even maar zich uit zijn zorg kon heffen, dat prachtige meisjesleven zag, met die heerlijke, lenige losheid in gang en gebaar, 'n charme, die even sterk bleef in haar armoeklee-ding. Dan schreef ie wat lui en soms gebeurde 't, dat er veertig of vijfentwintig gulden in huis kwam, als antwoord. — Dan werd 't 'n relletje en berekend, heel omzichtig, hoe 't bedrag te verdeelen onder de krediteurtjes, dat iedereen wat kreeg.
Maanden op maanden werd er niets geslikt dan droog brood» Soms was er rijst uit water, en wat pannekoek, zoeteloos en rauw. Bijna alle kleeren van Louise en twee pakken van Maurice waren naar den lomberd gebracht en soms verkocht Ko Hoenders nog 'n oud lor voor 'n paar kwartjes,1 waarvoor gretig weer iets ingehaald werd. Als er geen geld voor groene zeep was en Louise 'r goed moest beredderen, werd ze nerveus en zwaarmoedig. Dan was er gisteren, eergisteren pas geleend bij de buren en kon niet gevraagd worden. — Tot de eerste van de maand weer wachten; of de kruidenier mocht tóch willen geven. Er kwam dan angstige wanhoop in Louise. Maurice moest 's morgens weg naar z'n bureau,! in de kou1, leeg ; ging zonder 'n slokje warm drinken, 'n uur ver. Z'n pak droog brood nam ie gemoedereerd onder z'n arm en soms had Louise er wat zoutkorrels op gestrooid. — Op 't bureau wist ie niet gauw genoeg z'n drooge boterhammen te verslikken, dat ze maar niet zouden zien, hoe 't bij hem iederen dag koekoek-een-zang bleef. Kwam ie 's middags thuis, dan werd 't weer brood en 's avonds wéér brood, soms met 'n stukje gesmolten vet, omdat vuile boter en gemeen knoeisel, zelfs al kon-ie 't gepoft krijgen, toch niet door z'n keel ging. Hij walgde, walgde. Z'n maag voelde ie als 'n zware paprzak, en soms kreeg ie hevige duize