239
spoog om z'n eigen dierlijke begeerten liever bloed en vervloekte zich zelf liever tienmaal per dag, dan zich over te geven aan wat zijn machtsgevoel zei dat vernietiging voor hem werd.
Hij vond in 't leven nu eenmaal niets hoogers dan macht en de wanstaltige uitgroeiingen van z'n sjacher-avonturen. Ook hier tooverde z'n soms demonische verbeelding hem woekerwinsten voor waarvan hij duizelde. De emotie van den sjacher, de voorbereiding tot z'n woeker was het groote, hèt popelende genot van heel zijn wreed bestaan. In de branderige verwikkeling, lage uitpluizerij, woeste bevrediging van nieuwsgierigheidsdrift, in het heet woelen in andermans zaken, voelde hij pas zich hijgend-gelukkig leven. De gedrochtelijke overrompeling van z'n natuur zag hij nooit 'n minuut buiten zich zelf als iets krenkends en duivelsch voor anderen. Hij gevoelde 't als macht en wil. Hij was de bijtende trekpleister op de wonden der zwakken. Hij zoog met smetstof en al hun binnenste in. Zijn diepste natuur snakte naar overheersching. Hij hield van slavernij en zag graag bukken. — Filosofieën had hij daarover niet gelezen, noch willen aanhooren. Hij vreesde dat 't zijn machtsgevoel zou verzwakken en verachtte diep iedere leering, die tegen zijn felle machtsinstinkten en hebzuchtdriften inging. Hij voelde zich gelukkig in zijn wreed-kervende meedoogen-loosheid, voelde z'n afschuw voor 't zwakke, nietige en verschrompelde als onuitroeibaar. Daarom wou hij van godsdienst-gefraseer en hervormingsgeleuter niets weten. Hij kon soms 'n heelen avond tegenover Flora, familieleden van haar, of tegen kennissen, niets anders doen, met krijscherig-schelle stem als van 'n uitgehongerden kraai, dan spotten en schimpen op al wat zoo'n kring om 'm heen voor heilige, onaantastbare waarheden hield en waar zelfs nooit waarschuwend 'n menschenhand naar wijzen mocht. Hij wist, hoe diep hij ze hinderde, hoe angstige ontsteltenis hij veroorzaakte met z'n wreedste en giftigste venijnwoordjes. Hij wist hoe hij pijnigde, martelde, kneep. Zoo'n wreede sarring brandde genot in hem. Hij speelde, hoonde dan met z'n gevoel van haat-macht, afschuw