Kunstenaarsleven, eerste deel

Titel
Kunstenaarsleven, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1906

Overig
1ed 1906

Pagina's
282



i7

van Louise, die bij hem inwoonden, stoeien en vechten, rumoerig en bonkerend. Die beroerlingen. Dachten ze nou heelemaal niet meer om 't kind, dat op dit uur altijd even sliep.

— Hei daar, kerels ! lummels, heidaar ! kalm wat ! schreeuwde ie dol-driftig naar de zoldertrap. Plots werd 't, na wat verschrikt geschuif, muisstil, alsof 't bonkerend lawaai door z'n stemgerucht was weggestormd. Maurice voelde de kleume kilheid in de gang om z'n beenen zuigen. Hij huiverde koortsig, naar, met influenza-achtige rillingen. O ! die stank van buren-kamers, één en twee hoog, en die stank van z'n eigen keuken, die Louise nu inzoog, in 'r hijgenden mond, waartusschen ze stond met' 'r bleekzuchtig, afgetobd kopje, 't droef-ernstig ge-zichje, zoo mager en tenger als van ivoor.

Als ie zich niet heel erg bedwong, kon ie uitsnikken van smart en beroerdigheid. Dat had ie altijd, wanneer ie haar zoo zag tobben in die vaalschemerende avondkeuken, en dat tengere, bijna teringachtig-fïjn gezichtje gebukt over die walglijke spoelemmers. En dan telkens 'n droog, schurend kuchje, dat 'm den angst op 't lijf joeg. Hij wist zelf niet wat 't was, maar als ie dien kuchhoest hoorde, voelde ie zich dol driftig worden, en dadelijk daarna kroop a׳ngst in hem óp, angst en zachtheid, verlangen om 'r heel stil te koesteren zonder een woord verklaring. Z'n eerste drift was dolle angst, die 'n uitweg zocht zonder dat ie 't bange gevoel begreep.

Hij was door de duistere achterkamer naar 't raam geschuifeld. De alkoofdeuren, waarachter zijn Kareltje sliep, waren dicht. Toch sloop ie als een kat zoo zacht, 't Was er kil, nattig-koud in de kamer. Maar zoo, in 't duister zag ie tenminste de verweerde rommelzooi van z'n paar manke stoelen en z'n vervuilden, kreunenden krapeau niet. Hij ging zitten op 'n kraakstoel, voorzichtig vlak voor 't raam. Diep naar beneden tastten bang z'n oogen de vage, vervloeiende dingen in 't duister, waar opschemerde de woeste, groote tuin van de bierbrouwerij.

Voor dat raam zat ie nu, in zijn armoetijd, zoowat iederen avond, moederziel alleen, terwijl z'n vrouw tobde over 't kind en de huishouding. Voor dat raam verhuilde ie, wrokkend en

2

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.