196
al genoeg beroerdigheid aan m'n hoofd.... ik verlang niet weer ruzie, goeiigde weer Maurice.
— Maar meneer Fleury, permitteer me,.... maar....
— Neen, neen, meneer Soonbeek !.. .. we spreken er niet meer over !.. .. U hebt al zoovéél onzin verkocht van avond en ik ben niet van plan u dat te beletten, als u maar niet persoonlijk wordt.
— 0, zoo!.... ja, hm!.... zoo-zoo-zoo!.... onzin verkocht !.. .. och ! weet u !.. .. wel ja !.. .. onzin, onzin ! dan is 't eigenlijk maar beter, dat ik heenga.. ..
Nu leek Soonbeek op zijn beurt beleedigd en aarzelend stond hij op, al half vergetend, dat de oorzaak van de onaangenaamheid was: het weten, dat die mooie mevrouw zijn zieken asem geroken had.
— Moet ü weten ! koelde norsch Maurice. Ik heb u niets gevraagd.
— Dat is waar ! ja, hm !.. .. ja-ja ! hm ! dat is in orde.... Maar ik wou.... ik had.... ik wilde belangstellend uw lot leeren kennen.... weet u !.. .. en.... en.... uw lot.... weet u !.. .. Hij stotterde ; zijn oogen trilden hevig en aarzelend ging hij weer zitten.
— Heel goed, meneer Soonbeek ! maar u brengt iemand
tot 't uiterste ! We zitten hier nu al bijna twee uur,......
wat is uw bedoeling ? Ik vind gezelligheid een heerlijk ding, maar u slingert iemand al raartjes heen en weer. U vraagt mij telkens wat te vertellen van mijn leven, en zoodra ik beginnen wil, schuift u er ieder keer wat anders tusschen.... Dan zit ik weer !.. .. Ik vraag u.. .. Is 't u ernst wat van mij te hoor en?.... of wou u eens komen zien, op welke manier 'n arm kranteschrijvertje z'n ouejaarsavond er doorheen slaat ?
— Nou ja, kijk u eens !.. .. ziet u eens hier !.. .. u bent zoo kort aangebonden.... u vliegt dadelijk zoo op !.. .. u bent zoo driftig !.. .. zoo buiig.... zoo-zoo-zoo streng ! Ik ben bang voor u !.. .. goeie grut ! wat 'n kwaje oogen.... Ik moet u eerlijk zeggen.... zoo ben ik nog nooit aange-