178
niet gepakt, overrompeld worden, wèl anderen pakken, overrompelen. Er wrokte en huilde iets in Maurice. Hij had gedacht 'n vent te ontmoeten, die 'm dadelijk zou vragen hoe het met hem stond en die hem op een of andere manier uit de ellende zou öpsleuren. Hij zelf had recht op den man af willen vertellen, al z'n stomheden, z'n ongelukken en iegenloopers, en nou zat daar zoo'n grillig-gejaagde, toch sarrend-rustige, ongenaakbare vent voor 'm, op wien ie geen vat kon krijgen, al maar z'n zinnetjes uit te hakkelen, waar ie draaierig van werd ; die 'n ó.nder geen woord liet zeggen, nooit naar iemand luisterde, met geen letter van hulp sprak en hem achtereen aan den praat hield over allerlei nietige, ellendige dingetjes, waarom ie geen zier gaf.
Maurice, anders zoo scherp kijkend, zag nog weinig van Soonbeeks berekende, ingewikkeld-sluwe en demonisch-egoïs-tische woeker-natuur, nog weinig van 't jakhalzerige, wreede en vreeselijk-inhalige van z'n feilen roofdier-aard, tóch sidderend voor 'n sterker, machtiger wezen dan hij. Wel zag ie 'm likkebaarden, 'n rooie tong lekken, en lachen, stiekem lachen. Wel voelde hij iets schraperigs vreten, jagen en azen in dien man, maar hij wist nog niet waarom. Louise vooral voelde 'n huiver over zich heen gaan, zag z'n woekeraarsziel dadelijk veel beter dan Maurice, kon geen woord zeggen van aangedaanheid. Maar 't schijn-goedaardige in Soonbeek, 't soms zachte en fijn-lieve in z'n gevraag, begreep ze toch óók niet. Ze vond hem 'n raad-selige figuur, die haar boeide om z'n donkere, gemeene schrokkerigheid en hebzucht, en ook om z'n nerveuzen, schuwen angst voor groote kracht. Ze voelde dadelijk, dat ie zou opbotsen tegen Maurice's voel-heroïsme, tegen z'n breede goedheid en z'n verdoemenden afschuw voor gèld-macht. Maar ook, dat in 't hevig gebots, dat moest komen, Maurice zou overwinnen, wijl hij de kracht in zich had, waarvoor een Soonbeek te beven scheen.
Maurice was te veel wèg in de smart van z'n bedorven oudejaarsavond-illusie, om den bankier eigenlijk als mensch te doorgronden. Het geheimzinnige en gejaagde gepraat van Soonbeek begreep ie niet. En ook voelde ie niet den lokker, den kon-