55
Laat kwamen zij dien avond thuis, onvermoeid, schoon ze anderhalf uur over den terugweg hadden gedaan. De nachtlucht was woest doorjaagd van wilde wolk-volkeren en de maan grilligde telkens er achter uit, verwilderd schijnsel over den stommen nacht gietend.
't Woei en de boomen ruischten als 'n zeezang. Louise's stemming bleef, blééf van één verrukking en overgave en overal in 't duister, in 't licht, zag Maurice 't diepe, donkere goud-gloeien van haar wond're oogen, waarin weer het schijnsel van hun eersten liefdesdroom brandde.