154
maakten. Ze bleef den ganschen avond bijna in geniet-stemming. Ze hoorde weer muziek, al was 't maar bij kleine brokjes genietbaar. Ze zag weer kleur, gloed, glans en leven om haar heen, al vond ze 't innerlijk banaal en van 'n holle fraaiigheid. Maar vooral boeiden haar hevig 't spel en de verschijning van Brünhilde, 'n Venusschoone vrouw, in zang, gestalte en gang heerschend over al haar medespeelsters als 'n min-godin. Dat was 'n heroïeke Walküre, die Louise in verrukking laaide. — Maurice zag telkens haar klein, mooi voetje nerveus onder haar wit-zijden rok uitschuifelen en 't prachtgelijnd mondje fijntjes door de blanke tanden bebeten.
Dien avond bleèf er 'n opleving van hun feilen, eersten geluksroes en heel hun smart en verrukking lei omdampt van den gloed, die 't woest mythologisch liefdes-epos, de Walküren, op hun eigen bijeengesidderd samenzijn terugsloeg. Die klanken-heroïek deed ze verstommen. En bij iedere bazuining van den Wagner-zang, bij iedere stijging der wellust-akkoorden in den demonischen Walkür en-rit, als 'n schuimhoos van verrukking en zwijmel over ze heengolvend, kwam hun voor de oogen vlammen, bloedrood en goud, visioen na visioen. — Dat oerleven, waar doorheen klanken-mystiek zong en schreide, bliksemde en onweerde — schokte hen óp. Nu zagen ze hun eigen verleden-leven openvallen, hun eerste aanraking weer in vlam gelaaid door dien klanken-demoon, toén met Tristan. De woeste, zingende Walküren, de heroïsche liefdevrouwen, waanzinnig van passie, overdonderend met orkanische rhythmiek, verbrandend in de woeste schoonheid van eigen diabolischen thema-duizel, schoten op d'r jagende hengsten voorbij, voorbij, naar oorden van schriklijk vermetel oer-bestaan. — Even hadden Louise en Maurice zich gestort in de verrukking van al de zingende en demoniseerende vuurzielen te zaam. Maar toen de woest-verwilderde fantasie der Walküren terugweek voor de menschelijke tragiek en de weeke melodie van de smartstem bóven den donk'ren samenzang uitklonk, zochten ze elkanders handen, weenden ze zich uit, alles om hen heen vergetend, ondergingen ze één diepe en heilige verteedering.