8
Maar 'n week later begon ie weer z'n achterklap listiglijk te doorweven met brokken beschouwingen en denk״uitvindsels". En om te laten zien, dat hij vooral niet bang was, niet kroop voor Maurice, nam ie zich voor, beneden om 'n kleinigheid op te stuiven en zich gekrenkt te toonen. Dan steeg ie weer duchtig in de oogen der kereltjes, wjer vertrouwen hij noodig had voor z'n denkexperimenten en z'n wijsgeerige ontdekkingen, die hij vast en stellig hoopte te doen.
Zoo zat Dorus ook nu weer aan tafel met 'n zwaar hoofd, vol ingefluisterden achterklap. Dolf leefde alleen voor de gebakken spiering. Maurice at voor niets ter wereld iets uit de handen der Hoenders. En Louise werd bij de gedachte alleen al misselijk.
Dorus at smakelijk z'n rijst. Dolf vertelde 'n grap, dat Frans veertien dagen niet afging, en nou allerlei zelfgevonden middeltjes had gebruikt, ook zout met tabak.... Dorus schaterde mee, lachte ׳den poseurs-ernst van z'n nadenk-kopje. Louise verdeelde de spierinkjes onder de twee jochies en bewaarde vier voor Frans in 't blanke schaaltje.
— Waar blijft Frans toch ? vroeg Maurice.
— Naar de lommerd, zei Louise, heel zwakjes van stem.
— Heeft-ie dan tóch die schoenen kunnen gebruiken van Arnold ?
— En wij krijgen misschien ook 'n paar, grinnikte brutaal Dolf je ertusschen.
— Arnold, — oversprak Louise gauw, getroffen door 't uitdagende in haar broertjes toon tegen Maurice — Jieeft weer ׳n paar andere meegebracht. Frans heeft ze bij-zij 'n beetje opengetomd, omdat ze toch te na,uw waren en nu durft-ie er 's avonds wel mee op straat.
— En 'n oyerjas was ,er ook bij, allemachies, 'n groentje, nie Do ?.... nie ? schei-lachte Dolf.
— Heelemaal gelapt, minachtte Dorus.
— En 'n stank, 'n stank, overdreef woest Polfje, gomine-nikkie, niet om uit te houe ! hè, Do .? nie Do ?