ii7
gerukt, tot kluwen verward, tot ie, als ze te ver gingen, opsprong en zei, dat hij hen maar als proef had genomen, dat ie eigenlijk alleen maar wou hooren, wat er zóu gebeuren, als ie diè en diè malligheid verkondigde en zóó logisch doorvoerde ; dat de heele boel fantasie was, meer niet. — Dan zaten de kereltjes gebluft, zooals de muis gebluft glundert, als ze, uit 'r donker pakhuisgroefje, terugkeerend naar de lichte wereld, bemerkt, dat ze d'r kazenstapel weggenomen hebben. Ze begr,epen niet dat Frans hen, jonge jongetjes, vivisecteerde, dat ie hen gebruikte voor alles wat er dols en dwars in 'm chagrijnde en hinderde.
Toch speelde hij den baas over hen, maar enkanaljeerde zich vreeselijk. — Allerlei brutaliteiten slingerden ze hem naar 't hoofd, onbarmhartig. Ze hadden den man van zes en twintig betrapt op zwakheidjes en gluiperige viesheidjes en dat sterkte hen. Ze voelden z'n vraat- en babbelzucht heel erg, z'n haat en z'n chagrijnende afgunst. — Soms, felle huichel-natuur, had Frans, die alle gebeurtenissen met Maurice goed doorgrondde, toch alles verward weergegeven. Dat deed hij moedwillig en met sluwe berekening. Z'n achterklap werkte hitsend, gevaarlijk op de jonge breintjes. Als ze in woede wat loslieten tegen Louise of Maurice, dan konden ze toch nooit goéd formuleeren, wat er eigenlijk in hen wrokte. Dan brabbelden ze hier wat uit, daar wat van, zonder veel zin. Ze wisten alles half, brokjes of heelemaal niets, en dan nog alléén door Frans. Beriepen ze zich op hèm, dan stoof hij in schijn-woeste verontwaardiging óp en zeide, dat ze zeggen zouden, zonder stamelen, wat hij gezegd had. Weer wisten de kereltjes maar brokjes en beetjes en dat nóg heel verward. En toch voelden ze, dat Frans ze dikwijls heel scherp had gezegd, hoe de vork in den steel zat met Maurice's meubels en hun geld, en dat ze niet zonder kleeren hoefden te loopen. Maar Frans, tegenover Maurice weer staand, schold mèe op de lasterpraatjes, liet ze in den steek. Dan dropen de jochies beschaamd en huilend af. In Maurice's oogen was hij dan zoo'n beetje de eerlijke man, die zelf de verhitte breintjes der havelooze kereltjes koelde.