6
Frans had veel invloed op de jongens, vooral op den ouwe-mannetjes-achtigen Dorus. In fluistergesprekken, met z'n heesche stem, vertelde ie den kereltjes allerlei misvormde paradoxen en vlaniden voor hun jonge breintjes fantastische vuurtjes óp, denkgedrochtjes van z'n eigen verchagrijnden, ziekelijken geest; propte hun zieltjes vol minachting en wantrouwen voor en in alles. — Soms vertelde hij de kereltjes, dat Maurice eigenlijk oorzaak was van al de ellende. Ze moesten maar eens hooren, wat er alzoo verteld werd bij De Roevers en Van Reums met wie Diewertje, ook door toedoen van Maurice, zoo leelijk gescharreld had. En dan geheimzinnigde hij er bij, nóg fluisterender dan anders, dat 't met de erfenis van moeder ook al niet zuiver op de graat was. Dat moesten ze Frits maar eens hooren vertellen. En dan stookte ie, of ze niet wisten, dat al de meubels allemaal verkocht waren voor schulden van Maurice in z'n gemeen failliet. En dat die meubels eigenlijk net zoo goed van hèn geweest waren. Dan ging ie aan 't verdeelen, dat de oogen der kereltjes woest gingen gloeien van hebzucht, woede en vijandigheid.
Zoo, heeschig, fluisterde z'n stem door op den zolder, vraten de jongetjes ieder woord-van-haat gulzig op. — Ze hadden niet noodig als bedelaars te loopen. Ze moesten van Maurice eischen, dat ie schoenen, kousen, kleeren en eten gaf, want hij had hun meubels verkocht. Daartusschen orakelde Frans wijsgeerige ideeën uit, als ie pas weer veel had gelezen in Univer-siteits-bibliotheekboeken, die Maurice altijd voor hem meebracht. Hij toetste dan de scherpte van eigen ״denk uitvindsels" aan de naieveteit van hun gedachtenleven. — Dan had ie zware filosofische gesprekken met hen, waarvan Dolf niets begreep, maar die Dorus met hevige inspanning van heel z'n kittig denk-apparaatje probeerde te beklauteren, als 'n muis 'n kazenstapel. Gretig pikte ie met z'n jong, stekelig vernuft overal gaatjes in. Frans luisterde naar z'n tegenwerpingen, z'n kritiek en Dolfs spot. Al z'n denkuitvindsels over de zwaarste levensmysteriën werden dan op den stoffigen rommelzolder door hem zelf en z'n verwaarloosde broertjes uitgeplozen, van elkaar