io6
de kist onder de planktafel, waarop 'n pan rijst zacht dampte en bonken brood lagen, her en der.
— Ik zal God danken als 'r weer eens 'n tafel is, gromde ie, z'n beenen uit 'n nieuwe kwelling loswerkend.
Louise at niet, ze had geen trek.. .. nooit na kleine ruzietjes.
— Maar kind, je moet toch wat eten.. ..
— Ik kan niet man.... Ik kan niet slikken.... dwing me nu niet!
Gestommel in 't duistere gangetje, geklop.
— Binnen, piepte Dolfje er uit.
Nieuwsgierig gekijk van allen naar de deur.
— Halohie! De wanstaltige Koning van Siam, of Sijne Edeldriehooggeboren Koo'tje Hoendèrrrs.. .. leef'ransierrr van f'rduursaamde blikkies ! Komt names sijn feulbbetere hallef, Aaltje Hoendèrss geborene Frank—Eigeschuit en names s'n bloedeigene stamfrouw, de edele feedufe Hoendèrrrs.... Van De Kippeloop tot de Kestéél, kompt anbieje.... ettelijke spierlinkies.... goed geboend.... goed fan sout.... want f'rlieft is tie nie meer !.. .. mit de wurrimpies uit de harses gehaald.... en.... en.... gebakke en gebraje deur s'n eige jads !.. .. vrij van hondebeliksel!.. .. Hij heit geseit !
Met plechtig breed gebaar, onder schater van de jongens, zette Ko óver Dorus' hoofd heen, 'n wit schaaltje neer. Z'n mond grimaste nog wat en z'n Münchhausen-neus bejeukte ie oolijk. Vlak achter hem aan, stapte nu ook z'n vroolijke moeder in, hijgerig-groetend en met 'n hevigen ademstoot zich op 'n krukje bij d' alkoof deur en amechtig neersmakkend.
— Dag moeder Hoenders, blaas eerst uit, zei Maurice vriendelijk, tusschen het gegroet van Louise en de jongens door. — Ik dank u wel voor de spieringen.... ze zien er prachtig uit !.... nee, moeder.... spreek nou niet ! Kom eerst op adem.... ga zitten Ko....
— Ga sitte ?.... adieu Mignon kourage ! zeker op me duim !
Vroolijk wreef Ko z'n kleurige, paarse handen, streek zich
zacht over de pokputjes in z'n gezicht en bejeukte als altijd z'n gehavenden neus, vóór hij iets lolligs ging zeggen.