101
krant, die Louise er omheen gedraaid had voor tempering. Ze kon niet, hoe slecht ook 't lampje brandde, zoo inééns tegen 't roodgele pitje aankijken ; dat maakte 'r suf en droevig, deed 'r zeer.
Dorus, haar broertje van veertien, zat op 'n gebroken kruk en las heel ernstig 'n teruggekrulde punt van de ouê kranten, onder de bordjes uitgespreid. En Dolf, de kinderachtige, speelde met wat natte luiers, die hij uit de alkoof had weggehaald en nu voor z'n zuster naar 't keukentje moest brengen. Louise had hem al 'n paar maal verboden, maar er lag zooveel moeë zwakte in haar stem, dat ie d'r niet om gaf, koppig en hinderlijk, tegen haar verzoek in, de luren bleef zwaaien boven 't hoofd van Dorus, die in spanning z'n oud-krante !nieuws zat te begretigen׳. Dorus, woedend en wee van den stank, trapte z'n broertje giftig op zij, dat de planktafel waggelde en de zwarte kist er ónder 'n end dwars-weg verschoof.
Toen lolde Dolf zingend 't groezelige keukentje in, achtervolgd door Louise, die hem verontwaardigd de luiers uit de hand rukte.
Tegen zes uur kwam Maurice thuis, bibberend van kou, dadelijk 't voorkamertje in. 't Kacheltje zoette gasstank van goedkoope steenkolen uit. Hij hoestte en pruttelde, maar de warmte, die op hem afgloeide, voelde ie toch lekker en aangenaam.
— Goeien avond Dorus, waar is Louise ? vroeg ie zacht. De jongen loerde al spannender z'n krant in, voelde zich kregel dat ie gestoord werd.
— Weet niet, beet ie onverschillig af, misschien in de keuken.
Maurice ging kijken. Weer zag hij 'r over de spoel-emmers
gebukt. Hij schrok van 'r bleek afgetobd gezicht.
— Dag Lou'tje, innigde ie zacht. Ze hield haar wang even op en draaide met 'r rechterhand 't petroleumstel wat lager.
— Goddank dat je 'r bent Mau !____zuchtte ze. 't Is met
die jongens niet langer meer uit te houën. Ik weet geen raad meer.... Als ik dat ooit had vermoed, Mau !.... ze hebben gelijk.... nee, word niet kwaad.... ze doen niets.... ze