100
Ze wist, wat 'n hevig verdriet Maurice had, als ie bemerkte, dat er voor haar niets versterkends meer was. God, dat bange, onrustige en nerveuze gezicht dan van hem te zien ! Dat vond ze erger dan 't hongerfeit zelf. Dat zien van Maurice, die smart-tril om z'n mond, kon ze niet meer van zich afdenken. Ze hield zoo hevig nog van hem, zoo hevig, en nooit kon ze 't zeggen, want altijd kwam er walgelijke banaliteit van armoe-toestan-den tusschen. En als Maurice dan, geprikkeld, opgejaagd en vermoeid, maar éven in drift schreeuwde, of iets woest zei, was haar stemming dood, bleef ze stom in zichzelf houên, wat ze 'm had willen toefluisteren.
Wat gelukkig kon haar Mau kijken, als Arnold, stiekem tusschen twee bordjes, in den avond wat hartigs en versterkends kwam brengen. Dan huilde hij van geluk, leefde ie op, dat er weer wat was voor haar. Maar al die schokkende emoties in hem zag ze nawerken in voortvretende diepte en uitputting. Dit maakte haar dan zoo droef en stil, wijl ze 't niet wou laten zien.
En de toestand was erg ! Gisteren had ze er zich nog op betrapt, toen ze zich zoo wee en slap en ellendig zwak voelde, dat ze op iederen koopmansroep naar 't raam liep, de straat opkeek, gretig zoekend of er karren met sinaasappelen of kooplui met groenten en vruchten voorbijgingen. Soms at ze heele brokken zout, of peperde ze haar boterham en laatst bij Aaltje Hoenders had ze haastig, bang dat ze betrapt zou worden, brokjes steel van 'n kool afgedraaid, die in een hoek op 't keukenaanrechtje lag, en rauw opgegeten. Ze had zich vreeselijk geschaamd, maar de greep was er toen eerder geweest dan haar bezinning.
En nu zat ze weer, na vermoeiend heen-en-weer-gedrentel, ongeduldig op Maurice te wachten, met 'n stapel verstelgoed voor 't kleintje en Mau, op den grond naast zich. Haar gezichtje droef de melancholiek, ving telkens bij 't opzien van haar werk wat groezelschijn van de lamp. Dan bloeiden de groote, droeve oogen even heelemaal open, hing er wonderlijk zacht licht in van aangedaan, stil gepeins. Het naakte armoe-ampje, zonder kap, scheen schel door wat geultjes van 'n