98
die riepen aan de trap. De schel was met buren-goedvinden afgebonden en zoo hield ie zooveel mogelijk rust en kalmte in huis.
'n Vreeslijke drie maanden volgden, waarin Louise worstelde, vocht met den dood. Eindelijk kwam er 'n beetje stabieler opleving. Haar kind kon ze niet zoogen en dat maakte 'r stom van smart, dat 't wdt-herstellen weer achteruitdrong. 't Zoontje, Kar eitje, werd uitbesteed bij een kennis van Marie HaUersma, die 'n heel-goeie, maar arme min wist, kraakzindelijk en net. —
Maar dat gaf Maurice pijnigende zorgen. Arnold hielp weer, zich zelf alles ontzeggend, tot na twee maanden ook dat niet langer kon. — Toen kwam 't kind weer in huis, zonder dat Louise de kracht had 't te verzorgen. — Dorus en Dolf spoelden luiers, boenden en dweilden en Louise, machteloos op bed, ver-snikte daar onmenschelijke smart. — 's Nachts en 's middags na drieën hielp Maurice 't ventje. — Hij zorgde altijd prompt voor schoone flesschen, goeie melk, ontzuurde dotjes, tusschen z'n werk door. 't Was 'n zwaar gezwoeg voor hem, na z'n inspannenden dag-arbeid, maar hij verlichtte Louise, die zijn hulp en attentie heerlijk vond. Vier maanden na haar kraam was zij toch weer op de been. Ze kreunde heel verborgen wel van zwaktepijn, maar ze werkte toch weer in het huishouden en verzorgde zelf haar Kareltje. — Doch 't armoeleed bleef, chagrijnde erger rond hen dan ooit. —
En zoo was Maurice op den middag, dat hij bij Ko Hoenders de oude vrouw zoo angstig had hooren schreeuwen, om Ko's plagerij met 't egeltje, ook weer voor z'n avondraam gaan zitten. In droeve peinzing was dat heele, vreeslijke smartleven hem toen voorbij gegaan.