Menschenwee, Derde boek, Zomer

Titel
Menschenwee, Derde boek, Zomer

Jaar
1903

Druk
1903

Overig
1ed 1903

Pagina's
456



63

wortel-klauwen bloot, in kramp-greep tusschen 't duinzand uitvingerend.

Nou lachte ie, 't zachtzinnige vrome kereltje, met z'n groote droomvrome, groenblauwe oogen, wijd open ; nog altijd in allerlei variatietjes bepeinzend, uitroep van pastoor, dat ie gauw maar den geluksstaat moest ingaan. —

En vredig in z'n eigen zieltjes-rust, zat ie in de zon te blakeren, lekker en te kijken maar, roerloos, soms de vracht van z'n uitgemagerd lijfje, onder z'n zweetende handjes voelend als ie stil krampte van dijpijn. — Hij lachte tegen Kees, zachte, vreemd-ontroerende glimlach van smartmenschje, heel zacht en vroeg-wijs. Vóór 'm had Kees 'n bak met melk gezet, op ,n krukje, waar ie goed bij kon met z'n stok-magere armpjes.

Stiller iederen ochtend, 'n zoen drukkend op z'n kopje, ging Kees weg, voelend diep, dat 't gedaan was met z'n Wimpie, z'n zoon, dat ie er èlken dag grauwer, zwakker en beroerder ging uitzien. Wild kwam er weer verzet tegen alles in 'm stormen, 'n woest blinde gift, 'n heete wrok zonder dat ie zich uitte. En Wimpie glimlachte maar. Als ie niet te vermoeid was neuriede z'n stemmetje uit 't wagentje voor den zonnigen okergouden muur; kringden boven z'n steenbleeke ooren glansen en vochten op 't prachtgeveltje, oud roodgoud, in groen-paarsen weerschijn, gesmoorde jubel van kleurtonen, er ingestreeld, door wond're ragge stift van teedersten penseeler. —

Tegen vijf uur eiken ochtend, ging Ant weg na Kees, 'n uur den zeekant óp naar verre akkers, waar 'n tuinder 'r gehuurd had voor den erwtenpluk. Vóór ze vertrok, knuffelde ze Wimpie nog wat, bad ze koortsig in haast, vloekte en schold ze in driftige geprikkeldheid onder 't wakkerschudden en op-stooten tegen de andere kooters. Al de kleintjes, van één tot vijf, bleven ongewasschen den heelen dag rondluieren, schooi-erig en verklierd op 't erf, of in de laantjes. Hun gezichtjes, korsterig, pukkelden, klierden en 'n paar, van drie en vier, met vuurrood haar, waren zóó bestrooid met groote sproeten, onder oogen en neus, dat ze bruin leken. Bedilzuchtig Grietje van zes jaar, kinderlijk miniatuur-moedertje, en vrouw Rams,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.