II
de uit teer-groen bekroosde slooten, hun eentonigen broei-zang van zonne-leven. Doodstil in stommen moord, ging door de eindeloosheid van groen, en zwier van zoete geuren, de worsteling van insekt op insekt, in den zoeten dronken koester en zwijmel van licht en glansen ; bloedde de hartstocht van den vraat, de stemlooze marteling en prooi-vernieling van zwak en sterker leven ; bleef dreunen de kikkerzang, landelijk monotoon zwellend en verstervend; bleef gonzen de hommel, vonkglinsterde de goudvlieg in glanzen van pauweveerig licht, als vredigde er heilige rust in de graszee, paradijslijk, zonne-koesterend en kleurestreelend. —
Werkers sliertten öp hun hooi, al hooi in één staar naar hun arbeid. Kees had ingeboord weer 'n hoogen opgeharkt en stapel en stootte toe, met z'n knie hevig persend, als priemde ie den dijk mee aan z'n vork, drie, vier keer, telkens heftiger inboomend, dat z'n steel trilde en veerde in z'n geweldige werk-klauwen. In één zwaai weer zwierde de zwaar beladen vork boven z'n hoofd, dat diep wegzakte z'n zweettronie in de hooi-wolk, kwakte ie 't kruipende, krakende gehalm neer op den al hoogeren berg, waar het als stortend watergeruisch goud-heet overheen vloeide.
— Aa's die hoop daan is, sal t'met tait sain Kees, zei kalm Dirk, voortharkend rond z'n broer, die even angstig keek of z'n hooge hoop ook helde.
— Nou.... da dotje nog hee ?.... 'k mö nog sluite !
In 't rond liep Kees met nieuwe zwaar-bevrachte vork, hoog in de lucht, öm den grooten hoop, zoekend 'n plekje waar de stapel neergeruischt, meteen 't best de kop afgesloteft kon worden. — Langs en om z'n hoofd en lijf fladderden en sliertten al grooter losrafelende hooidotten, als vlokken licht, die gouïg door de lucht zwierden en omkronkelden de zwoegende werk-lijven. — Diepe geurscheuten al stérker zwoelden rond, in zonnigen zwijmel, als vloeide er koorts van heete mirre uit 't zwaar-bevruchte land. 'n Laatste stoot nog boorde Kees in, dat de vork sidderde in z'n klauwigen greep, met hevigen zwoeg van z'n kronkelend, inbukkend en krachtuitzwellend