II
aan den vorksteel, dat oprees de vracht, en plots in forschen zwaai hief ie de vastgepriemde stapeling boven z'n kop, dat z'n kiel, onder de armen spande en ritste, wilde hooiharen z'n gezicht inwoeien. — Langzaam, en waggelend éven met den gouden hooiklomp boven z'n weggezakt hoofd, droeg ie z'n vracht dan naar hoogeren berg.
— Onder de poarepluu ! lachte helpertje, die in kleine, zwakke zwiertjes, Dirk hielp anderen dijkkant aanharken.
— Poa.. re... pluu, hijg-sprak Kees, die juist weer 'n geweldigen hooiwolk opgeprikt en vastgeboord had, met heftige knie-en lijfrukken, er mee aansjouwend in gestrekten armhef boven z'n hoofd, dat vuurrood gespannen stond van krachtzwei. Rondom, wilder ruischten en sliertten hooihalmen weg; in z'n oogen, haar en mond. Diepe geur zoette rond. De grond onder hun voeten kraakte en ritselde in trilling. Van alle dijkkanten en op weihoeken wuifden wolkslierten, blond ge-strooi, met de dansende beweging van de blanke harken, die opstapelden. Zwaar uit te hijgen wachtte Kees even, verzwelgend en inzuigend den zoeten hooistroom, waar ie tus-schen te adem-drinken stond. Rondom kringden windkoe-lingen sterkere hooigeuren aan, dat de kerels dronken duizelden in den zoeten walm. In Kees' hals prikte 't hooi, in z'n haar en ooren piekten heele dotten. Rondom, nog wachtend op aanharking van klein-gouden stapels bij z'n voeten, keek ie in 't groen, zag ie naar, in 't licht weer opkleurende maaiers» met hun zeiszwaai beheerschend oneindigheid van luchthang en grasgolving. Grijsblauwig en zilverig dampte van verre 't wolklichtspel en overal vlindertjes wiekten rond, in den stil-droomrigen zwier van hun kleurenmanteltjes. Fijner in licht-gezeef, boekette op, uit de bebouwde polderbrokken, bloesem van erwten, kapucijners en tuinboonen, wittig en rozerood, als blank-treuzelend gefladder van kapelletjes en klapwiekend gespartel van vastgeprikte vleugeltjes op bronsstekelig rij zenhout. Akkerhommels in rood en brons fluweel kringden in zangerige gonzen over hun hoofden, en kikkerkwaak, vroeg-zomersch, in zwelling en uitsterving weer van geluid, verdreun-