II
schroeiende muilen, lava en kokend licht verkraterden. — Als blaasbalgde daar, achter zonnevuurbol, een demonenmuil de zonne-brand öp tot hoogeren helwitten gloei; als ging de gouden aarde vervloeien in hemelsmidsen waarin de zon vuur neerlekte, z'n vlamkronkels, z'n vlammebliksems van rood-wit, geel-wit, groen-wit licht. En stiller na eiken windluw, dorstig in snik-hitte en zomerbrand, stond roerloos 't gewas, de brandende, goud-hevige mosterdakkers, in schallend blakergoud, de jonge koornvelden, dampig blauw-grijs van zware hette, de blank pluimige karwij, week geurend door zoetige hooilucht, in broei-sfeer van warmte-nevelen. —
Den volgenden dag om tien uur, stonden de Hassels weer op den dijk. Verspreid op de hoogte, hooide 'n groep tuinders, die den boel haastig moesten binnen hebben. De vroege zomerhitte was afgedreven. Polderhemel, ontzaggelijk in wijdheid, wolkte zwaar betrokken. Weer vreesden de mannen voor onweer en regens, eer één hooi binnen kon zijn. Vandaag moest 't op hoop, en als 't kon, de dorsch ingereeën. 'n Week later, zaten ze gesmoord in aardbeien, erwten, kwam de zware ventdrukte. Dan kon er niks meer gehooid. De boeren, kalmer in arbeid, hadden tijd, werkten rustiger aan hun hooibouw. Kees harkte weer, en Dirk met helpertje zwaaide uitpluimende hooislierten de lucht in, als blond gewolk. Zwaar paars-grauwe zwerklucht dreigde boven hun hoofden, in ontzaglijke ruimte. Vèr, aan wazigen horizon, nevelend verzonken, droomden torenspitsjes, vaag violet en donkerrood gedak van dorpjes en boerderijtjes. Altaarstilte trilde wijd over het donker schaduwend weigroen. Nu en dan wiegde zoet-lief gefluit öp van leeuwerik, de lucht inzwierend hooge jubel, die uit de zilvergrauwe hemelzee neerzegende in zwellenden klankenval, vervlietend over vlakte-eeuwigheid. — Even soms geelde zon, ijlde schaduw in vlucht van adelaarswieken over de kleur-treurende weien.
Lichtgroen, kortgeknipt kaal, vlekten en hoekten de gemaaide brokken, tusschen de donkere, malsche sappigheid van uitgroeiend gras. Diepe zwijmel van zoeten hooigeur woei