II
Maar aldoor weer, in al andere hoeken, de zee ebde terug, onder den zonne-sikkelenden slag der maaiers, vlak onder hun warme voeten uitgroenend in hoogeren gloed. —
Achter den dijt: nu, waar de Hassels werken gingen, aan linker polderzij ver, rondom, rondom, rijde weer maaier naast maaier. Eén groepje in pracht van diep-rooden baai-brand van hemden, gloeyend traag-bloedend in 't zonnegoud, stond daar, de linkerarm verbogen om kruk, rechterhand om korten dol, éven rechterbeen gratie:vol en zachtkens geheven, in lichten kadans en meezwenk van linkerdij, ver de armen telkens in achterwaartschen zwaai, en rhytmisch in schommel naar voren weer, vlammende cirkels van zeisslag rondblinkend in wijdbeenschen trék.
Halmen zwikten voor borst en beenen, in golvend zwad van goud, achter hun brandende hielen aan. Zoo, in zeilend gebaar van hoogste pracht, figuralen gang van zeisen, klonken ook uit dién polderhoek op de flitsende zens, in cirkelende scherpte, met vonkende booglijnen van 't mes, trillende bliksems wegslangend van flikkerende zeispunt tot zeispunt, heen en weer ; ging er ritseling en schuifeling als gloeiende sissen door 't gras. Ook daar braken de maaiers de golving, keerden zij de deining, <le eeuwige, van ver aanvloeiende graszee, ver-zwaden ze de neer-gemaaide kringen, stapten ze voort, vaster, al verder, al vérder en kleiner in het zengend heet rood van hun hemdbaai, naar den geweldigen horizon, die doorwaaid nevelde van gouen vochten, dampend violet, omvlamd dan en weer door den wit-blauwen bliksem van opgeheven zeis; verechode den zoetluidenden klank-zwier van hun strekels. Prachtig in gouen golving bleef achter hen aanrijen 't gemaaide zwad, groenden fel-heet en glanzig-moireerende laaggeschoren hoeken, waar spreeuwen-wacht uit öpzwermde, tuk op omgewoeld aas.
Dirk had 't eerst z'n kiel losgerukt aan hals, pafbenauwd en hijgend van hitte. Gretig greep ie naar drinkkruik die 't helpertje op z'n rug droeg. Heet, uit 't verzengende blik, zoog ie 't lauwe vocht op. — Met genot was Kees 'n endje tegen koeltewindje ingeloopen op den dijk, dat nu en dan over den schroeigrond luwde.