88
Ze fluisterde en smeekte bijna, ze durfde niet verder gaan, ze wilde eerst zien of Maurice niet zou opstuiven.
't Ontroerde hem diep, haar stem, haar lieve, fijne verlegenheid. 't Was alles zoo natuurlijk, haar aarzelen, haar onrust, en de lieve heerlijke oogen, die 'm schuw bekeken, in onrust wachtend z'n antwoord. Hij knikte stil dat 't goed was. 'n Vlam schoot 'r oogen door ! Ze bracht hem tot aan de deur, en heel zacht, met een langen handdruk, gaf Maurice wat van z'n ontroering.
III.
Den volgenden middag zat Flora, met gejaagd gevoel, Maurice op te wachten in de vóór-salon aan de grachtkant. Ze zou hem dadelijk zien aankomen, uit de verte al, en dan stil wegschuilen in de achterzaal. Ze voor-voelde dat er vandaag iets ergs met haar gebeuren ging, zonder te beseffen, wat dat erge zou zijn. Ze rilde koortsig. — Hoe lang had ze 't nu al voor zichzelf in vrouwelijke schuwheid en angst, willen verbergen dat ze Maurice liefhad ? Zichzelf willen wijsmaken, dat 't alleen een diepe genegenheid, een hartstochtelijke bewondering was, zonder dit hooge en bedwelmende juist : liéfde ? — Maar 't werd 'n valsche en tergende misleiding van haar eigen gevoel, dat er ieder keer tegen opgloeide, uitbarsten wou, maar telkens weer overheerscht, door de schuwe bangheid, dat zij hem niet kon, niet mocht liefhebben. Ze vroeg zich in zelfpijniging, of ze behaagziek geweest was, maar ze mocht zich geruststellen, ze had nooit iets in hem opgewekt door flirt. Maurice bleef beschermend en goed voor haar, en toch hoffelijk van toon en bedeesde manieren. Soms zelfs vond ze 'm koel-beleefd, fijntjes en stekelig en alleen driest als Soonbeek er bij kwam.
Hoe was 't toch in haar gegaan ? De laatste maanden voelde ze heel haar innerlijk leven zoo vergroeid en omgewoeld, dat ze zichzelf verloor in wilde begeerten. Ze beefde al van ontroering, van zacht-zwijmend geluk en van vervoeringsharts-