87
zaalschemer. Telkens puntte ze weer even haar pinkje grace-lijk in de zware golvingen, trok ze den kam wat losser.
Ze vond 't verrukkelijk dat Maurice zoo plots was ingeloopen Hoe innig van 'm. Hèm kon ze met ״je" aanspreken, Soonbeek nooit. Soonbeek was er al eens heel nijdig om geweest, maar dat kon 'r niet meer schelen. Van 't eerste moment dat ze Maurice kende, voelde ze zich veel krachtiger tegen hem, veel kloeker en doortastender. Ze dweepte met Maurice, ze zei 't tegen Soonbeek ronduit, die er eerst 'n beetje bleek-nijdig en schel-valsch om gegrinnikt had.
Nu was Maurice hier, Maurice, Maurice, — Maar hij bleef koel, wèl zacht van toon, wel hoffelijk, maar koud, toch 'n beetje werend haar innigheid. Hoe kon die hevige man nu toch zoo rustig, zoo nuchter, zoo voornaam zijn en soms weer zoo zacht als 'n meisje, zoo innig, zoo bescheiden en zoo alles-doordirngend, diep en vurig als 'n minnaar !
Maar Maurice wilde meestal tegenover haar dweepzieke weekheid streng, strak, koud en beredeneerd zijn. Hij wou niet als 'n jongen overrompeld worden door haar rijp, vol, geurig meisjeslijf, door den zoeten drang van haar adem, door de volle streeling van haar stem en 't onbewuste gelok van haar wondergrijze, diep-lichtende oogen. — Na 'n half uur luchtigjes praten maakte hij zich klaar om op te stappen.
— Dan kom ik morgenmiddag nog wel even hooren of Jan thuiskomt.
— Gansch goed, maar waarom ga je nu al weg ? — pruttelde ze, spelend met 't tailjekoord om 'r japon.
— Ik móet weg, 't moet!.. .. Louise wacht me !
Ze bleekte even, Flora-, nu hij in zóó zachten drang van Louise sprak.
— Maurice, zul je niet boos zijn, ja ?.... maar.... maar.... neen,.... ik durf 't niet zeggen....
— Toe,.... zeg maar, drong Maurice aan.
— Zul je niet boos zijn., dat ik., neen., kijk noe !.. Als Soonbeek je noe niet helpen wil.... mag ik je dan helpen ? ... .ik heb noe geld ! ja ?