86
manier van 'm hield, niet goed meer zonder hem kon, ondanks z'n striemende kritiek. Soonbeek drong zich op. Als hij niet een paar maal in de week op de Heerengracht kwam zat Soonbeek bij hèm. Hij voelde er wel demonische sluwig-heidjes in soms, maar hij maakte z'n gesjacher toch weer zoo gauw mogelijk goed. Flora zei zelf, dat ze 'm zóó klein gemaakt zoo tam en schuw nooit gezien had als naast Maurice.
Als 'n goed huisvriend liep Maurice dadelijk naar de achterzaal. Flora lag alleen te droomen op haar chaise-longue in den droeven zaalschemer, verduisterd nog door herfstboomen in d'achtertuinen. — Zij schrok overeind.
— Hee, got! jij Maurice ?.. .. vroeg ze verbaasd.
— Juist.... ik, Flora.... Toe, blijf liggen.... Ik kwam alleen maar even zien of Jan thuis is. — Als de meid me gezegd had, dat je rustte, zou 'k....
— O, pardon, Maurice !. .ik ben veel te blij, dat dit samentreft. Soonbeek is schon naar Rotterdam.... misschien wel blijft ie vier dagen weg, ja.... als ik morgen geen telegram krijg.... Hij is weer op 'n veiling, ja!
Flora stond nu heelemaal overeind, slank in 'r rood fluweelen, losgeplooiden ochtendjapon met 'n zwart koord even om de heupen aangesnoerd. De witheid van haar kanten kraag blankte hel uit in de schemerzaal.
Maurice keek haar aan, in de grijze, lokkend-geheimzinnige oogen. Hij zocht er 'n lach in, 'n lach, nu ze misschien vier dagen lang heelemaal zonder dien kwel-kerel bleef. Maar ze zei niets, keek hem terug aan, temperend woeste vreugde in haar stem, nu Maurice bij haar was.
— Begeer je nog 'n kop thee ?
— Nee, Flora, dank je.... ik ,,begeer" niets.... thee kan me nu niet ,,begeesteren".
— Spotter, lachte ze fijntjes, nu Maurice haar germanisme imiteerde.
Ze overstormde hem met vragen, wat 'm dan wel „begeesteren" kon, maar hij weigerde alles. Flora leefde weer óp. Haar zwaar, losgezakt, blondgoud kapsel lichtte wonderlijk in den