85
haar. Die overgave maakte hem juist ongerust. Hij vond Flora heel beminlijk en heel mooi in haar blonden glans en blanke voornaamheid. Maar hij wou, wou niet overzwoeld worden door den geur van haar rijp vrouw-mooi. Hij wou werken, schéppen. Na weken van huiselijk meeleven kwam weer langzamerhand dat wezenlooze in hem op, werd hij weer stil, stroef, droomerig en leefde hij weer heelemaal naar binnen. Hij sprak weer zoo vreemd-zacht, hij deed weer alles zoo koel en niemand zag hij, zelfs Louise niet.
II.
Op 'n laten herfstmiddag van angstig-grauw en lage luchten, met wolk-geheimenis wijd-somber uitdrijvend boven de huizen-stad, stapte Maurice naar de Heerengracht. Hij moest nu Soonbeek toch eens beslist spreken over de uitgave van zijn boek.
Pas was hij weer opgedoken uit z'n werkwereld. Hij keek weer lachend of schertsend of peinzend 't dagleven in. — Z'n eerste boek dat af was. 't Jubelde in 'm. Waarvoor had ie te leven ? Toch alleen voor z'n werk־, z'n kunst; dat bleef al z'n geluk. Natuurlijk was er z'n liefde, Louise, z'n kind, maar toch ook de heele wereld met z'n smart en ellende z'n vreugd, z'n wee. Dat te begrijpen en te verwerken. O, 't kon, als Soonbeek hem nu maar helpen wou. Hij was nu veel intiemer met hem geworden. Wel had hij in alles z'n onafhankelijkheid uit z'n klammen greep losgescheurd, maar toch moest hij erkennen, dat Soonbeek 'm meegevallen was met hulp in allerlei dingen. Natuurlijk voelde hij daar Flora achter. Maar wat voor macht had zij dan op hem ? Toch bijna geen invloed.
Door Soonbeeks wekelijkschen steun had Maurice de ״Zuip-krant" kunnen opzeggen. Frans had hij door z'n relaties eindelijk op 'n kantoor gekregen. De groote, nijpende en vernederende armoe was weg. Maurice voelde, dat Soonbeek op zijn