76
innigheid en z'n bijtend-fijne opmerkingen. Ze wou weer den adem van 'n groot-levend mensch naast zich voelen. Ze wou weer dien kinderlijken stoeilust met alles en ieder in 'm zien losbreken, en z'n angstige liefde voor haar met een stil juichend genot zien en ondergaan.
Maar Maurice zag niet de fijne-vrouwelijke hunkering naar de teedre, de zachte verwerving van 't allerinnigst tusschen man en vrouw, zooals Louise die aanvoelde, die wilde. Hij hoorde 't stille gekreun van haar verlangende ziel niet. Hij kuste 'r wel als ie naar z'n bureau ging en er vandaan kwam, maar vluchtig, geen kus van innigst verlangen, geen kus als 'n indrinkking van eikaars diepsten levensadem. Hij keek haar niet meer diep en lang in de oogen. Alles was weg uit hun vroeger heerlijk-warm, intiem en stil-verrukkelijk samenzijn; dat samenzijn, waarin alles beschreid, besnikt of rustig beglim-lacht werd; waarin tintelende handen in koortsigen druk elkaar omklemden. — Louise tobde, tobde in stilte, onder 't werken, 't spreken met Soonbeek, 't verzorgen van haar Kareltje. Zou zij zelf niet de schuld van alles zijn, zij met haar droeve, melancholieke buien, haar trots en levensvereen-zaming ? .... Zij mijmerde, mijmerde, durfde Maurice niet aantasten, omdat ie toch lief was en innig, maar niet allerinnigst zooals vroeger voor haar, voor haar alléén.
Flora zag ie nog veel minder dan haar.
Zoo bleef 't weken op weken, dat Louise 's nachts in haar bed van smart dacht te bezwijken. En toch weende of jubelde Maurice in z'n werk alles uif, wat hij met haar aan smart had doorpijnd, aan vreugde doorzongen. In dat eerste werk juist doorleefde hij met Louise weer den goddelijken droom van z'n vroegste verrukkingen. Daar, in dit werk, streelde en kuste hij haar, zoo lang ze wou, in dien arbeid zwierf hij met zijn liefste door 't heele leven en al wat hij zag, daar bewoog zij zich in. In z'n werk snikte hij uit, fluisterde, lachte ie zacht en weende hij met haar. In die scheppingskoorts keek hij haar heel lang in de goud-donk're, gloeiende oogen, bestaarde hij de fijne, teere golving van d'r haren.