2
vischjes-verrukkingen, onder zijn wierook en altaar-reuken. Plots werd ze verraden door 'n boezemvriendin, die haar de liefde van den vurigen minstreel stal. Nü bezong hij de zwarte lokken, schooner dan de gouden, nu bezong hij de zwarte oogen, schooner dan de blauwe.
Toen wou ze niets meer van wispelturige mannen en veinzaards weten. Des te meer van weeke verzen, droomerige poëzie en neuriënde zangetjes. Nu zou ze weer eens, als gerijpte vrouw, 'n dichter van nabij ontmoeten, en haar jeugdgevoel, haar verrukking gloeide weer öp. Bleek ze dan niets veranderd ?
O ! als 't maar echt was, dat die meneer Fleury en mevrouw Louise zulke bizondere menschen waren als Soonbeek haar ingeblazen had, met 'n geestdrift die ze nog nooit van hem gezien had. Ze zou 't heerlijk, verrukkelijk vinden, weer eens wat gezelschap, wat afleiding te krijgen !
Ze morrelde nog iets aan 't theeblad,' plukte wat pluisjes van haar marine-blauw, d'r slank lijf strak omsluitend kostuum, schelde het meisje, en stak daarna drie lichten op.
In z'n veiling-katalogi verdiept, schrok Soonbeek óp door den sterken lichtgloed plots over z'n papier gekaatst.
— Wat moet dat ? wat moet dat ? vier ? vier ineens ? Waarvoor is dat noodig, Floor ? Ben je niet wijs ?.... waarvoor ?.. ..
— Dacht u dan dat ik mijn gasten ja bij 'n kaarsje ontvangen kan ?.. .. Gas is noe eenmaal niet op die veiling te koop !.. .. viel ze bits uit, met haar Duitsch-Hollandsch accent.
— Onzin! onzin ! onzin ! ! als ze kommen is 't tijd genoeg ! Hij smakte dol-driftig z'n paperassen op 'n stoel neer en rekte zich öp naar de groote kroon boven de tafel.
— U zult 't laten, Soonbeek, ik verkies niet langer in 't donker te zitten.
— Maak je niet dik !.. ..
— Raakt u niet....
— Pas op je flauwten.... mensch, pas op!.... pas op!
— Ajasses ! bah !
— Pas op je flauwten.... hm! hm! je weet 't!.... je