46
.... dat ik hier aan heb ? Hoe vindt u 't ? Mooi niet ? Toch splinternieuw niet ?.. .. Hoe vindt u 't ?.... Als geschilderd ! ... .Dat is nou ook van die vieze veiling! — Die holle praatjes van jou.... met je vieze veiling ! Je mag je schamen mensch, dat je zoo beschimpt met 'n drukte !....
— Noe, dan vind ik uw pak óók vies! gansch erg vies! u hoéft geen pak van 'n veiling te dragen.... u hebt geld genoeg om te koopen ! —
Soonbeek's gezicht bleekte weer van gift, z'n glimlachmond beefde, z'n oogen valschten groen. Heftig viel ie uit, z'n gasten, z'n geveins, alles vergetend:
— Zoo zoo!.. .. zoozoozoo ! Vindt jij dat noe ook vies ! Nou madam ! dat kan me nou net niks noe schelen !.. .. En nou voor 't laatst! voor 't laatst! Ik ben de baas ! Ik.. .. ik ! ik ! ! Jij hebt geen lor in te brengen !.. .. Als ik wil dat er drie lichten op zijn, heb jij 't hart niet.... en steekt er vier op ! .. . .Ik heb te zeggen !.. .. Wou jij m'n veilinggoed beschimpen ! Ja ja, hm! ja ja! Ja ja! ja! .... dat zou 'n mooie boel worden !.. . .Schimp jij op je moffeland !.... Wou jij de groote madam spelen !.. .. Je hebt niet dat in te brengen ! niet dat! niet dat!! niet dat!!!
Flora beefde, zat ontdaan op 'r stoel, doodsbleek, durfde in ontstelde schaamte niemand aankijken.
Maurice en Louise wisten zich onder deze uitbarsting en groven aanval niet te houden.
Louise sprong van haar stoel en wenkte Maurice, zóó, dat Soonbeek 't zag, dadelijk heen te gaan.
Soonbeek, met trillende oogen, groenbleek van gift, had toch geen moed naar Fleury en Louise op te zien. Hij voelde zich verlegen, en tegelijk wanhopig dat ie oorzaak werd van hun plotseling weggaan. Hij begreep dat ie zich misdragen had.... Die vrouw ook ! met haar geschimp ! Dacht ze nou dat ie alles kon smoren ! Maar nu moest ie dadelijk bijdraaien, om te beletten dat z'n gasten al gingen.
— Wat ? staat u al op.... ? staat u al op ? ?.. .. Nog allen tijd !.... M'n vrouw zou me kwaad maken !.... Maar 't is