42
werd Flora 'n salon-dweepstertje, met snuisterij-zinnetjes en lief, koket gedoe, maar binnen-in toch hol, zonder één diepe lévende emotie.
Flora begreep z'n plotseling stil-zijn niet goed. Waarom zei hij toch niets ? En wat lang bleven Soonbeek en mevrouw Fleury weg ? Of leek haar dat maar zoo, nu Maurice niets zei ? Mocht zij zelf als gastvrouw zoo lang zwijgen ? Maar wat tegen zóó iemand te zeggen ! Ze bekeek hem, in schijn ongemerkt. Wat was ie mooi, wat leek ie op haar heerlijken Schumann, en wat 'n fierheid gloeide er in z'n woorden. Zou hij ook zoo romantisch zijn als Schumann ? Wat 'n verschil toch met Soonbeek ! O, 't was om te lachen ! Hoe griezelde ze nu van z'n kalen kop, van z'n nat kuifje en z'n klein, ridikuul scheef scheidinkje op de kruin. — Ook had ze opgelet, hoe bezorgd Fleury keek naar Louise als ze kuchte. Wat innig zag ie haar dan aan, en wat 'n bang licht schoot er in z'n oogen.
Maurice bleef zwijgen, probeerde Flora 'n beetje te naderen met dóórdringende gedachten. Hij vond 't naar van zich zelf, dat zij zoo'n plotselinge inzinking van z'n stemming moest ondergaan, maar hij kon geen woord uitbrengen. Er zat over alles nog verdriet in 'm na te woelen : over Soonbeek, over eigen zorgen, over Louise's gekuch, dat al erger werd en scheu-rend-droger, en over z'n dwaze strijd-houding tegen Flora straks. Toch wou hij haar innerlijk meer toetsen, haar natuur probeeren en karakteriseeren uit haar omgeving, uit haar gedweep met Heine, en uit al 't vluchtig-voorbijgesnaterde, dat hij van haar gesprekken met Louise had opgevangen, want haar overgave, haar belangstelling en genegenheidsomkoeste-ring waren echt, groot.
Maar Flora kon dat zwijgen niet langer velen ; 't maakte haar wild', nerveus. Plots vroeg ze 'm of hij gelukkig was met z'n schrijverij, z'n kunst.
— Mevrouw, mag ik u iets heel dringend verzoeken ? — vroeg Maurice ernstig, toch op zacht-ingehouden toon, uit angst haar te krenken — laat u me vooreerst niet over m'n eigen werk spreken____ Wat ik doen wil, hoop ik te kunnen