264
ie 't ! 't Leven kon hém niet laten rusten, omdat hij 't leven niet met rust liet. Hij zag dwerg-duivels met van dier-harts-tocht verkrampte demon-lippen, uithinnekend een wreed-helschen lach, met grillig-zingende blaasbalgen vuu r aanflik-keren. Omkrulde lippen beefden van giftigen martel-wellust, en de platgegroeide faun-neuzen snoven, snoven in de brandlucht. Bij allen haakten de zwarte snijtanden den wreeden lachenden uitgescheurden muil uit. Die schepsels dansten om z'n hoofd, z'n lichaam, 't Was 'n sensatie van huiverangst, die 'm koortsig-klam overkroop, z'n brein verhitte, de angst voor 't bloedspuwen, dat roode, vreeselijke uitgutsen van bloedvocht uit dat goddelijke lieve mondje, dat ie wel altijd door wou zoenen ; dat mondje dat nu even bij de hoekjes nerveus trilde, na iedere spuwing, in dat stillijdende bleeke hoofdje, 't Was nu heelemaal zoo aandoenlijk-stil om Louise. Haar donker-gouden oogen gloeiden, dieper, al dieper in de uitgeholde ompaarste kassen ; en de smart en 't verlangen schaduwden er zachte welvingen in. 't Was voor Maurice om te snikken, en toch, vóór haar bed, moest hij zich beheer-schen, zich heel goed hotiden.
Ze erkende 't nu dat ze op de laatste antiek-veiling met Soonbeek zich schrikkelijk vermoeid had. Hij was vreeselijk prikkelbaar, gejaagd en wild geweest. Daarbij had ze erge kou gevat. De hoest bleek dadelijk verergerd. Maurice verkromp, telkens als zij die droog-snijdende hoestkuchen uitstootte. Hij voelde dan, alsof 'r met iederen kucht iets brak in haar longen, iets afknapte dat zich oploste in bloed. En o ! wat zag hij in de donker-gouden oogen juist nu, nu hij weer heel-stil alleen met haar leefde, 't smeek-verlangen om te kunnen blijven bestaan, naast en voor hem.
Ze had al 't droeve leed van zijn voorafgaand leven meegemaakt. Ze had de armoe, de lam-brekende ellende, de vernielende hongerzorgen doorstaan, naast hem. Niets had hém kunnen vernederen en daardoor was ook zij krachtig gebleven in zijn energie en werkwil. Ze had weer de verrukkingen van haar eerste liefde voelen opleven in de zegening van zijn