259
roerd drukte hij haar de hand. Ze omhelsde hem niet, kneep z'n pols zenuwbevend vast, vroeg hem met 'n fluisterstem, waarin zacht onderdrukt geschrei beefde, of ie even 'n stoel wou nemen en zich naast haar zetten.
Toen, met smeekende weening in haar praten, die ze telkens onderdrukte, wijl ze sterk, heel sterk wilde zijn, vertelde ze Maurice wat er gebeurd was, dat ze hem had miskend en dat ze hem vergiffenis vroeg.
Ze sprak eenvoudig en schijn-rustig, ieder woord aandragend de dadelijke oprechte ontroering. Maurice had haar nooit zoo mooi en zoo waar gezien. Ze sprak door, vertelde dat ze den laatst en tijd eerst besefte hoe wreed ze tegenover Soonbeek als vrouw gehandeld had. Bevende verhaalde ze hem van haar belofte, waarvan ie al iets verwards had opgevangen op den sterfdag. Al angstiger daalde haar stem, zoo verzwakt van klank en doorschreid van een kwijnenden weemoed, dat Maurice, hevig ontroerd, naar haar moest over buigen om wat te verstaan.
Ze vertelde van 't sterfbed, haar angst voor zijn vervloeking, haar heete wroeging, dat ze 'm als vróuw onder de hevigste kwellingen had geweigerd, waarop ie recht meende te hebben.
In haar sterfbleek van smart doorkrampt gezicht, zag Maurice haar offer. Eerst had hij haar willen zeggen, wat hij zelf in de eenzaamheid van zijn kamer met Louise over 't geval had doorgestaan ; had hij haar ook willen verwijten hoe wreed en slecht ze gedaan had met dien grilligen waanzinnigen omkeer in haar woorden, dat Soonbeek, Soonbeek bleef met al zijn verschrikkelijke en gedrochtelijke eigenschappen, en dat de Dood alleen een zwijgen, geen verandering in 't bezien van zijn wezen had aangebracht. Ook had hij haar willen herinneren aan haar eigen smaaduitbarstingen over Soonbeek, 'n paar maanden geleden nog, aan haar onder heftig schreien gebiechte walging en minachting. Had zij hém niet haar liefde verklaard, met haar liefde bestormd en alles willen tarten, als ze zich maar voor hem mocht uitstorten ? Had ze niet gesnikt aan zijn voeten om een oplossing, haar weg te nemen