tering van haar snakkend verlangen, het sterfgezicht van Soonbeek nog strakker haar aankeek, en z'n bleeke lippen haar gelofte klankloos uitmurmelden.
En toch besefte ze nu pas, dat 't wreed en krankzinnig van haar zelve geweest was, die belofte te hebben gegeven. O ! toen door schrik en ontzetting bevangen, had ze als een waanzinnige gesproken, wartaal uitgeslagen, zich zelve in martelenden wellust gekastijd, om die heete, pijnende wroeging maar te stillen, om den vloek van z'n sterfmond te weren.
Nu zag ze rustiger, klaarder. Soonbeek was zeker beter dan zij gezien had eerst. Maar lief heeft ze hem nooit gehad. Maurice, Maurice, dat was de eenige man voor wien zij leefde. Die had haar innigste, haar diepste gevoelens ; die had al wat er teeders in haar zong en verlangde : Maurice had ze voor altijd lief! Met hem voelde ze zich verbonden in iederen ademhaal. Hij alleen was alles, alles voor haar vrouwelijk leven. Geen gedachte of ze was voor hem, geen aandoening of Maurice leefde er in. En dien lévenden man met zijn hooge verrukkingen van sentiment, had ze geofferd in 'r eersten angst en wroe-gings-smart aan den stervenden Soonbeek.
Ze rilde nu van haar eigen daad. Als ie haar eens niet gehoord had, want nu herinnerde ze zich, buiten de koorts van haar angst, dat ze tot hem gesproken had toen ie al dood geweest was. Maar ook vóór dien tijd. Toen had hij juist zóó droef en zoo bang gekeken !
Ze rilde. Ze staarde in een duistere diepte. Om haar heen alles dreig-zwart, in haar, angst en gesmoord snakkend verlangen.
Ze mocht zich niet zelf verdooven. De belofte was gegeven. Ze zou 't verachtelijkste mensch zijn als ze die brak. Ze voelde zich 'n oude vrouw, gebroken, ellendig, 't Leven had voor haar afgedaan. Ze zou goed zijn voor haar kinderen. Maar ze zou gescheiden blijven van Soonbeek den doode, van Maurice den levende. Ze zou niet jammeren en weeklagen, want de gelofte was 'n heilig woord aan zijn sterfbed verstameid, die ze tot den laatsten snik zou volbrengen. Ze zou in de stilte van haar zoet herinneren blijven leven. Dat was daar ook,