255
van haar wroeg-onrust er mee verlichtte. Ook dagen na 't sterfgeval was de wroeging even knagend en folterend van wanhoops-besef, dat er niets meer te veranderen viel, in haar blijven woelen.
Toch was de gelofte en 't offeringsgevoel bekoeld, omdat zij uit z'n blik, z'n tasten gevoeld had, dat Soonbeek haar vergaf. Want Maurice, hoe stond hij niet in ijzende verbazing vóór haar van angst trillende ziel. Ze zag hem nu aldoor in zijn verdroefde ontzetting, z'n stille verwijtlooze verwondering over haar krankzinnig gedrag. Nu Soonbeek toch gevallen was als 'n slachtoffer van hun samenzijn, haar liefde, nu kon ze Maurice toch niet meer zoo in alles-overheerschend besef liefhebben. Zij voelde zich schuldig. En al werd nu door dokter en verpleegster er telkens op gewezen, dat hij door 'n hevige longverzwering bezweken was, zij wou 't niet gelooven, hoorde 't aan als 'n soort valsche troost. Eindelijk, in de stilte van veertien dagen afgezonderd leven, begon ze wat tot bezinning te komen. Ze bemerkte nu uit een kort maar hoogst-ernstig schrijven van Maurice dat Soonbeek beslist aan longontsteking was gestorven ; dat hij zich zelf niets had gedaan. Ze besefte nu, dat Maurice, die geen woord schreef over haar gedrag, zich hevig gekwetst moest voelen over haar zonderling handelen. Ze had hem verzocht vooral niet eerder te komen, dan wanneer zij hem zou roepen. Hij moest denken, dat ze werkelijk waanzinnig geworden was. Ze herinnerde zich nu plotseling van haar zelve allerlei dingen, kreten en smartuitroepen, die hem verstomd moesten hebben van verbazing. Ze herinnerde zich alles, wat de rauwe wroeging, de heete kwelling van die smart-dagen, de schrikkelijke angst voor Soonbeek's dood haar den mond hadden ingebrand. Ze wist wel dat ze zich toen wou verlichten, haar wroeging vooral, door haar liefde te breken, Maurice bijna vijandig toe te spreken. Maar nu, al drie weken uit zijn omgeving, in 't stille groote huis, waar leegte spookte, den stemmeklank van hém niet meer hoorend, nu overweldigde haar weer 't hevige gevoel, dat ze hem even innig liefhad als vóór Soonbeek's dood, maar dat nu onder de kleinste koes