252
wilderd gekerm. En dadelijk daarop zijn verstikkingen en doodsgerochel! Alles was zoo overrompelend snel gegaan ! Ze huiverde van vrees dat ze geen gelegenheid meer zou krijgen hem vóór z'n sterven van haar berouw iets te zeggen. Er schroeide 'n wilde, in angsthitte uitvlagende nervositeit in haar rond. De gedachte aan haar liefde voor Maurice joeg haar in 'n hel van benauwende schrikbeelden. Ze voelde dat ze hem niet kon loslaten en tegelijkertijd verloor, niet mócht liefhebben, nu haar man daar te sterven lag. Ze vreesde telkens onder z'n doodsreutelingen half-gewurgde vervloekingen van zijn sterfbed te zullen hooren. Ze sidderde voor een verdoeming uit z'n doodsmond. Ze zag iets gorgonisch in hem stollen, iets wreeds en almachtigs, alsof ie haar met één zin uit zijn sterf-mond voor heel haar leven zou kunnen verminken. De zenu-wende wroeging vlijmde en vrat, knaagde en joeg in 'r rond, dan wild, dan tergend, dan in doodsbenauwing. Ze kende • geen rustige minuut meer. Als ze aan Maurice dacht, als haar beschermer, dan golfde er een koking in haar hoofd, die 'r deed duizelen. Was alles dan 'n omgloeide begoocheling geweest ? Maar Jan dan, die daar te sterven lag, dien ze gesmaad, gekrenkt, veracht en gesard had, waar soms zelfs de meiden bij geweest waren, die wou haar niet eens meer zien ! Ze had altijd gedacht dat hij veel langer zou blijven leven dan zij ; dat hij ook goed buiten haar zou kunnen en heelemaal niet aan haar gehecht bleek. Alles was zoo anders uitgevallen. Ze had den dokter gesmeekt hem te mogen zien, toe te spreken, maar steeds strenger werd ze geweerd. Dat juist maakte haar gek van schaamte, vernedering en wroegings-smart. 't Joeg haar onrust op ; al vreeselijker stelde ze zich zijn gemartel voor, hoorde ze den dreun van zijn vervloekingen. Iedere zucht, iedere kramp van geruchten uit z'n stervenden mond ving ze op met spannende angsten en bevend geluister, aan de deur, in de gang, 's avonds en 's nachts vlak onder z'n kamer in de zaal. En tusschen haar wroegingstrijd in, schoot tóch telkens 't besef, dat ze Maurice alleen en voor eeuwig liefhad, maar dat ze zich nooit wist te beheerschen. Ze had aan haar man,