245
Bij iederen zin scheurde snikkerig gehuil en wanhoops-gekreun na, verwrong ze haar handen over elkaar in zenuwachtige wroegingsgebaren.
Maurice kon 't niet langer aanzien en ging troosteloos en vernield van weemoed en onrust weg. — Wat was er in die vrouw toch gebeurd zoo plots ? Hij wist 't niet. Hij pijnigde zich met allerlei gedachten en veronderstellingen, maar steeds dieper zonk de oorzaak van haar gedrag voor hem weg. — Den volgenden morgen al kreeg hij 'n telegram, waarin bericht werd, dat Soonbeek om zes uur in den ochtend overleden was.
Maurice duizelde. Met 't telegram bevend in de hand, keek ie Louise aan, die zelf heel bleek, nog in bed van over vermoeienis, niet wist wat te moeten zeggen.
Soonbeek dood !.. .. raasde 't in Maurice. Begreep ie — eigenlijk wel 'n woord van dat krankzinnige bericht! In nog geen vijf dagen dood ? Leefde die man niet meer ? Soonbeek met z'n jacht van woorden, z'n nerveuze gebaren, z'n lachmond en z'n kraakschoenen ? Hij kon 't maar niet gelooven. Was ie dan gek, dat ie 't doodsbericht niet vertrouwde ? — Louise moest hem kalmeeren. Hij kon maar niet begrijpen, dat ie Soonbeek daar niet dadelijk weer spreken kon׳, als altijd, dat ie die stem niet meer hooren, dien lachmond niet meer zien zou. Hij was er heelemaal in de war van. Alles stond op z'n kop. — Louise moest 'm opjagen en dwingen naar de Heerengracht te gaan, om Flora te helpen. Hij vond 't pijnlijk dat Louise niet wist hoe vreeselijk Flora zich aanstelde. Maar toch ging ie. —
Zoodra Maurice de zaal inkwam, onder het gegons van 'n troep menschen, kennissen en familie, stormde Flora op hem af en omhelsde hem :
— Dood is hij.... dood. Maurice ! dood Snikstuipend hing ze om z'n hals, zoo lam van smart en gebroken, dat Maurice al erger de kluts kwijt raakte, niet meer wist wat te denken. Voorzichtig zette hij haar op 'n stoel, maakte haar bevende handen los van z'n nek. Ze zag groen-