240
Dadelijk telefoneerde Flora naar verpleegsters voor dag en nacht. In al haar bewegingen zag Maurice hevigen angst en zenuwachtige beroering. Ze smeekte hem nog wat te blijven. Ze voelde zich zoo eenzaam, zoo opgejaagd, al was ze wat gerustgesteld door den dokter, die van krankzinnig worden niet gesproken had. Maurice bleef nog wat, toch in z'n eigen droefnis verzonken, nu hij zag, hoe de enkele ongesteldheid van Soonbeek al dadelijk angstige ontroering en benauwende gejaagdheid in haar bracht en 'n wankeling in haar anders zoo voelbare fierheid tegenover dien verachten man.
Binnen 'n uur zaten de met 'n rijtuig gehaalde verpleegsters al op Soonbeek's kamer.
Nu ging Flora met veel veiliger gevoel den nacht te gemoet, zei ze beverig.
Maurice trachtte haar overspanning wat te temperen, beloofde bij 't naar huis gaan den volgenden dag weer terug te komen. —
Voor hij de zaal uitging, viel ze 'm snikkend om den hals, .hartstochtelijk als in haar vervoeringsbuien. Ze kuste en omknelde hem, dat ie dacht te stikken in haar armen. Maar nu trilde er zooveel smart mee in haar stem, voelde hij haar heete tranen zoo overgloeien van haar brandende wangen op z'n eigen gezicht, dat ie Flora in d'r overgave en droefnis niet durfde afweren.
Den volgenden middag, tegen schemer, ging Maurice weer naar de Heerengracht. Soonbeek, hoorde hij, was veel erger geworden, 't Bleek 'n longaandoening in den gevaarlijksten graad. Flora deed vreemd, wild, overspannen. Ze kuste hem bij z'n inkomen heel zacht, bijna niet aanrakend, en kijkend als of ze 'm niet zag. — Ze vertelde van den nacht, en telkens daalde haar stem van vol naar zacht-moe, bijna verschrikt gefluister. Ze staarde over hem heen, sprak weinig. Niet één keer stootte ze haar handje in haar kapsel, dat zorgeloos-los maar haastig in elkaar-gevlecht was. —
Maurice vertelde ze, dat ze absoluut niet bij hem mocht, en dat hij haar ook niet te zien vroeg. De verpleegsters weer-