238
— God-nog-toe ! Lou.... dat is leelijk.... Soonbeek....
— Wat ? vroeg Louise, 'n beetje aangedaan om Maurice's schrik.
— Soonbeek is heel ernstig ziek !.. .. Flora vraagt of ik dadelijk even komen wil, hij doet zoo raar.
Louise gooide haar boek op 't tafeltje, bracht hem boord en schoenen, en Maurice haastte zich naar Soonbeek's huis.
In de gang al kwam Flora hem in jagende nervositeit tegemoet, sprak ze wild :
— Dag Mau, dag, och Got.... wat blij dat ik je zie, dat je gekomen bent.... Kom je in, ja ?
In de zaal kuste ze 'm lang en innig, maar toch bedeesd en zonder die felle onstuimigheid, waarmee ze Maurice anders omhelsde. Ze vertelde dat Soonbeek eergisteren al met vreemde klachten was thuis gekomen, doodsbleek, en telkens in woest of angstig gehuil uitstuipend. Ze had hem nog nooit zoo wezenloos stil en dwaas-gejaagd in zich-zelf-sprekend gezien. Hij had 'n groote som geld aan de beurs verloren. Dat was 't eenige wat ie heel schuw losliet, en toen had ie 'r dadelijk, heel bang en dreigend, den vinger op den mond gedrukt, als sein dat ze er met niemand over mocht spreken. — Sedert dien dag liep ie nu maar op z'n slaapkamer heen en weer, huiverend als of ie 't vreeselijk koud had, met z'n handen diep de zakken ingemoffeld. En dan plots kon ie, na waanzinnig woordgebrom, uitsnikken, huilen zoo erg en smartelijk, dat 't door 't heele huis jammerde, en de kinderen 's avonds in hun bedjes lagen te beven van angst.
Maurice vroeg, 'n beetje ontzet door wat hij hoorde, hoe groot dat verlies aan de beurs dan wel was. Flora wist 't niet heelemaal. Wel 'n paar ton, geloofde ze, naar gezegd werd. En hij zelf wou niet meer loslaten. Hij had 'r schuw, als 'n gek schepsel dat, opgejaagd, aldoor achter zich om kijkt, verteld dat ie nog eens wou spekuleeren. De wininstinkten waren weer aan 't werk gegaan. Maar in zijn spanning en ellendeonrust van de laaste maanden zag ie troebel, niet vast, niet zeker meer. Hij had gebeefd en geaarzeld en 't toch gedaan.