222
Hij had wel aan alles gevoeld, aan de schrik-stilte, 't nerveuze gekijk van Flora, dat ie hen gestoord moest hebben. Maar waarin ? Als Maurice juist eens bezig was geweest haar te verklaren dat ze naar haar man terug moest gaan ? Maar met die zich-zelf-geruststellende praatjes kon ie zich niet langer dan wat minuten bedotten. Er was iets gebeurd, juist even vóór ie inkwam. Dat móest ie weten.
Dienzelfden avond was er 'n hevige ruzie tusschen Flora en hem uitgebarsten. Als 'n wild dier had hij Flora bestormd en haar met 'n giftigen ruk op de chaise-longue gesmakt. Met 'n huilende stem, als van 'n krankzinnige, wiens kleeren in brand gevlamd zijn en die pijn-kreten uitsmart in zingende gillen, had ie 'r gevraagd wat ze met Maurice uit te staan had. 't Groene vuur van z'n valsche gluipoogen lichtte öp als van 'n kat in 't duister.
Maar Flora liet zich niet overschreeuwen. Dadelijk was ze van de chaise-longue opgesprongen, zei ze 'm, dat de toon, waarop hij haar ter verantwoording riep, zoo in-gemeen en laag was, dat zij geen woord, geen letter zou spreken, al dreigde hij haar ook te worgen. Ze zou zwijgen, zwijgen op zoo'n ver-achtelijken aanval.
In 't eerste moment van haar verzet, waarin ie weer hoorde den vasten klank van haar bevelende stem, die 'm altijd zoo bang maakte, schokte de dolle drift door z'n hoofd, zag ie zoo gif tig-waanzinnig naar haar óp, dat ze even terugweek, 'n verpletterings-slag vreezend.
Wilde drift schroefde hem de keel dicht, 't Paars-opzwellend aderenweb langs z'n slapen giftigde al zwarter-rood, en wrang-wreed sneed de lach om z'n bleek-bevenden terg-mond. Z'n kleine smalle schouders schokten, en z'n wimpers trilden snel-nerveus als was 'n vonk z'n oog in geschoten. En soms bleef hij plots zoo wijd-strak staren, dat Flora er koud van werd, rilde en weg wilde. Maar haar toon had hem geknakt, veel meer dan ze zelf vermoedde. Want al z'n trots, z'n hoon-heftig-heid wankelden in 'm. Hij voelde zich gebroken door de kracht van haar houding, den vast-uitdagenden verzetklank van haar